Laatst bijgewerkt op 2024-02-25 om 22:45:11
- Bijgewerkt 23 juni 2011. Geen stilzwijgende wijziging bestemming. De voorzieningenrechter van de rechtbank te Arnhem, vonnis van 2 mei 2011 ( LJN: BQ4005, voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 745890 VV Expl. 11/10040 ).
- 19 augustus 2011. Verwijzing naar de Pachtwet vervangen door verwijzing naar Boek 7 titel 5 BW;
- De voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem, sector kanton Arnhem, besliste in haar vonnis van 5 september 2011 ( LJN: BS7506, voorzieningenrechter rechtbank Arnhem, 767549 VV Expl. 11-20084 ) dat de verhuurder een bepaling in het huurcontract had geschonden door in strijd met het contract toe te staan dat een andere huurder een soortgelijke bestemming als de aan de eerste huurder verstrekte bestemming uit mocht oefenen.
- Bijgewerkt 26 april 2012, aanpassing redactie gehele hoofdstuk.
- Bijgewerkt 19 mei 2012, aanvulling Mededingingswet.
- Bijgewerkt 14 juli 2012, Huurregime dat bij aanvang van de huurovereenkomst van toepassing was blijft in beginsel gedurende de huurperiode van toepassing, Hoge Raad van 24 februari 2012 ( LJN: BU9880, Hoge Raad, 11/01240 )
- Bijgewerkt 18 maart 2013. Het gerechtshof te Amsterdam arrest van 27 november 2012 (LJN: BZ1998, gerechtshof Amsterdam, 200.089.080/01 ). Over gemengde overeenkomsten.
- Bijgewerkt 18 maart 2013. de Hoge Raad arrest van 10 augustus 2012 ( LJN: BW6737, Hoge Raad, 11/04654 ). Over gemengde overeenkomsten.
- Bijgewerkt 26 april 2013. Arrest van de Hoge Raad van 17 december 2004 ( LJN: AR2768, Hoge Raad, C03/224HR ). Gaat over mededinging.
- Bijgewerkt 30 april 2013. Redactie gemengde overeenkomsten aangepast.
- Bijgewerkt 12 februari 2015. Een voorbeeld van een gemengde overeenkomst waarbij aan de oppervlakte geen doorslaggevende betekenis werd toegekend, maar meer werd gekeken van het gebruik van het gehuurde dat partijen bij aanvang van de overeenkomst voor ogen hebben gestaan, wordt gegeven in een vonnis van 29 oktober 2014 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant ( ECLI:NL:RBZWB:2014:7142 ).
- Bijgewerkt 23 februari 2015. In deze zaak besliste de rechtbank Oost-Brabant in haar vonnis van 19 januari 2015 ECLI:NL:RBOBR:2015:97 dat een woonbegeleidingsovereenkomst en huurovereenkomst zo nauw met elkaar verbonden waren dat het einde van de eerstgenoemde overeenkomst tot gevolg had dat de andere overeenkomst (de huurovereenkomst) evenmin in stand kon blijven.
- Bijgewerkt 9 april 2015. Gemengde overeenkomst. Huurregime woonruimte van toepassing. Gebruik in overwegende mate als woonbestemming. Rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, kantonzaken, vonnis van 26 maart 2015 3168285 CV EXPL 14-17344.
- Bijgewerkt 23 april 2015. De rechtbank te Amsterdam heeft in haar vonnis van 28 april 2014 ( ECLI:NL:RBAMS:2014:3876) allereerst geoordeeld dat een schoonheidsspecialist als beroep aangemerkt moet worden en niet als ambacht. Voorts is beslist dat in dit concrete geval (rechtsoverweging 13) geen sprake is van een publiek toegankelijk lokaal. Geen 7:290 BW-bedrijfsruimte.
- Bijgewerkt 22 september 2015. Als de overeengekomen bestemming algemeen is gesteld, dan kan dit er toe leiden dat de huurder het gehuurde anders inricht dan dat de verhuurder voor ogen had bij het sluiten van de overeenkomst zonder dat dit leidt tot overtreding van de overeengekomen bestemming. Een dergelijke kwestie deed zich voor in een zaak waarover de rechtbank Midden-Nederland in haar kortgedingvonnis van 29 april 2015 ( ECLI:NL:RBMNE:2015:2953 ).
- Bijgewerkt 29 september 2016. Een bedrijf waarin klanten zowel telefoonkaarten en accessoires van telefoons kunnen kopen, als reparaties kunnen laten verrichten, als (via consoles en cabines) internetverbinding kunnen krijgen en (lange afstand) telefoongesprekken kunnen voeren, terwijl eveneens dranken en andere consumpties worden verkocht is geen artikel 7:290 BW-bedrijfsruimte (Gerechtshof Amsterdam, arrest 26 januari 2016 ECLI:NL:GHAMS:2016:239 ).
- Bijgewerkt 10 april 2017. De rechtbank Limburg besliste in haar vonnis van 24 mei 2016 ECLI:NL:RBLIM:2016:10524 dat een bungalowpark een bedrijfsruimte ex artikel 7:290 BW betrof.
- Bijgewerkt 18 april 2017. De huurder van twee etages waarin een Bed & Breakfast werd geëxploiteerd werd niet geacht woonruimte te huren. Evenmin werd de huurder geacht bedrijfsruimte ex artikel 7:290 BW te huren. Dit werd bevestigd in het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 februari 2017 ECLI:NL:RBAMS:2017:770.
- Bijgewerkt 2 juli 2017. De rechtbank te Amsterdam, kantonzaken, is in haar vonnis van 2 maart 2017 ECLI:NL:RBAMS:2017:1942 van oordeel dat een tandprotheticus een ambacht betreft en valt onder het regime van 7:290 BW-bedrijfsruimte
- Bijgewerkt 17 september 2017. De verhuur van twee etages door een bedrijf dat een Bed & Breakfast exploiteert, valt onder de werking van 7:230a BW Zie het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 februari 2017 ECLI:NL:RBAMS:2017:770
- Bijgewerkt 4 januari 2018. Het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch oordeelde in haar arrest van 24 november 2011 ECLI:NL:GHSHE:2011:BU6216 dat een schoonheidssalon een artikel 7:230a BW-bedrijfsruimte betrof.
- Bijgewerkt 4 maart 2018. In rechtsoverweging 4.10 en 4.11 van het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 18 oktober 2017 (ECLI:NL:RBMNE:2017:6219) worden overwegingen over de gemengde overeenkomst gegeven. Hier is de rechter kennelijk uitgegaan van de contra proferentem-regel. Die regel houdt in dat onduidelijkheden in het contract ten nadele van de opsteller van het contract dienen te worden uitgelegd.
- Bijgewerkt 4 maart 2018. Het hof Amsterdam achtte in haar arrest van 30 januari 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:315) daarom een raamprostitutiebedrijf niet als ambacht (zie boven voor het begrip ‘ambacht’), maar als een beroep. Het betrof hier daarom geen artikel 7:290 BW-bedrijfsruimte, maar artikel 7:230a-BW-bedrijfsruimte.
- Bijgewerkt 22 september 2018. Bedrijfsmatig buitenschoolse opvang aan (ouders van) kinderen van 4 tot 13 jaar aan, voor en na schooltijd en in de schoolvakanties is geen 7:290 BW-activiteit. Zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 augustus 2018 (ECLI:NL:GHARL:2018:7757).
- Bijgewerkt 10 december 2018. Zonnecentrum geen 7:290 BW-bedrijfsruimte, beschikking van de rechtbank Rotterdam van 27 maart 2018 (ECLI:NL:RBROT:2018:2768);
- Bijgewerkt 16 juni 2019. Huurovereenkomst kappersstoel in herenkapsalon wordt aangemerkt als een huurovereenkomst in de zin van artikel 7:290 e.v BW (vonnis rechtbank Rotterdam 10 mei 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:4260);
- Bijgewerkt 12 december 2019. De rechtbank Rotterdam heeft in haar vonnis van 29 april 2019 (ECLI:NL:RBROT:2019:4296) in kort geding beslist dat een huurder geen toestemming kreeg om de oorspronkelijke bestemming van het gehuurde te wijzigen van lunchroom/bakkerij naar een “shisha lounge”.
- Bijgewerkt 5 april 2020. Het hof te Leeuwarden was in haar arrest van 25 oktober 2006 (ECLI:NL:GHLEE:2006:AZ0940) van oordeel dat een asielzoekerscentrum in een bungalowpark niet als 7:290 BW-bedrijfsruimte aangemerkt kon worden omdat het bedrijfsmatige element bij het gebruik van een bungalowpark als asielzoekerscentrum zou ontbreken, aangezien het winstoogmerk zou ontbreken.
- Bijgewerkt 5 april 2020. De kantonrechter van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, was in haar vonnis van 24 mei 2016 (ECLI:NL:RBLIM:2016:10524) van oordeel dat een bungalowpark 7:290 BW-bedrijfsruimte betrof.
- Bijgewerkt 8 oktober 2020. Een voorbeeld waarbij door een onduidelijke bepaling de voor de huurder meest gunstige uitleg werd gekozen wordt gegeven door een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 5 maart 2019 (ECLI:NL:RBNNE:2019:840).
- Bijgewerkt 24 oktober 2020. De voorzieningen rechter van de rechtbank Gelderland behandelde op 4 maart 2019 (ECLI:NL:RBGEL:2019:877) een casus waarin de ontruiming na de opzegging door een verhuurder werd behandeld. Er waren twee huurovereenkomsten gesloten, waarbij verschillende bestemming waren overeengekomen. De huurovereenkomst zag op culturele en kunstzinnige activiteiten en was een overeenkomst waarbij het ROZ-model dat betrekking had op artikel 7:230a BW was gebruikt. Gemengde overeenkomst. Overwegend 7:230a BW-bedrijfsruimte.
- Bijgewerkt 27 november 2020. De rechtbank Midden-Nederland heeft in haar beschikking van 7 april 2020 (ECLI:NL:RBMNE:2020:1619) een beslissing over verlenging van een ontruimingstermijn van 7:230a BW-bedrijfsruimte moeten nemen. Gemengde overeenkomst. Bedrijfsruimte het meest overwegende element.
- Bijgewerkt 23 juli 2021. De Hoge Raad heeft op 14 november 1997 in het arrest Groen/Schoevers (ECLI:NL:HR:1997:ZC2495) beslist dat de partijbedoeling (samen met de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan hun overeenkomst) centraal staan bij de vraag hoe een overeenkomst moet worden gekwalificeerd.
- Bijgewerkt 23 juli 2021. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1830) wordt een huurovereenkomst ook uitgelegd op grond van de partijbedoeling, de Haviltexmaatstaf en de wettelijke regels zoals artikel 6:215 BW.
- Bijgewerkt 25 juli 2021. De Hoge Raad heeft in haar arrest van 3 december 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AR4783) bepaald dat voor toepassing van het huurregime beslissend is hetgeen partijen, mede in aanmerking genomen de inrichting van het gehuurde, omtrent het gebruik daarvan voor ogen heeft gestaan.
- Bijgewerkt 25 juli 2021. De Hoge Raad heeft in haar arrest van 3 december 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AR4783) bepaald dat voor toepassing van het huurregime beslissend is hetgeen partijen, mede in aanmerking genomen de inrichting van het gehuurde, omtrent het gebruik daarvan voor ogen heeft gestaan.
- Bijgewerkt 25 juli 2021. In het arrest van 20 december 2019 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2019:2034) moest de vraag worden beantwoord of een stuk grond dat in gebruik gegeven was voor het fokken van paarden als een pachtovereenkomst of als een overeenkomst van inscharing (begrazen van dieren op andermans grond) beschouwd moest worden.
- Bijgewerkt 4 november 2021. De rechtbank Limburg kwalificeerde in haar vonnis van 26 juli 2017 (ECLI:NL:RBLIM:2017:7249) een massagesalon (Spa en Wellnesscomplex) niet als 7:290 BW-bedrijfsruimte, maar als 7:230a BW-bedrijfsruimte.
- Bijgewerkt 4 november 2021. De rechtbank te Rotterdam was in haar vonnis van 27 maart 2018 (ECLI:NL:RBROT:2018:2768) van oordeel dat een nagelstudio een 7:230a BW-bedrijfsruimte betrof.
- Bijgewerkt 5 juni 2022. Een grenswisselkantoor valt volgens een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 16 juni 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:2495) niet onder het huurregime van artikel 7:290 BW.
- Bijgewerkt 12 september 2022. Het hof te ’s-Hertogenbosch heeft in zijn arrest van 12 april 2022 (ECLI:NL:GHSHE:2022:1182) een beslissing moeten nemen over de aard van tussen partijen gesloten overeenkomsten. De opdrachtgever heeft haar volledige horecaexploitatie uitbesteed. De opdrachtgever had daartoe een beheerovereenkomst gesloten met een vennootschap op het gebied van catering. Hier is sprake van een gemengde overeenkomst die elementen van huur en opdracht in zich bergt. Omdat de huurelementen in de beheerovereenkomst van ondergeschikt belang zijn, zijn de dwingendrechtelijke huurrechtbepalingen niet van toepassing.
- Bijgewerkt 15 september 2022. De vraag of er sprake was van een gebouwde of onroerende zaak kwam onder meer terug in het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 22 februari 2022 (ECLI:NL:RBNNE:2022:958). Daarnaast werd de kwalificatie van de huurovereenkomst behandeld. Het ging hier om de vraag of de huurder beroep kon doen op de bescherming van artikel 7:290 BW-bedrijfsruimte. Geen huurbescherming. Onbebouwde grond.
- Bijgewerkt 9 oktober 2022. Een parenclub werd door rechtbank Midden-Nederland in haar vonnis van 15 juni 2022 (ECLI:NL:RBMNE:2022:2314) als 7:230a BW-bedrijfsruimte aangemerkt.
- Bijgewerkt 13 oktober 2022. De rechtbank Rotterdam heeft in haar vonnis van 5 oktober 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:8321) beslist dat het gebruik van de bedrijfsruimte door (flits)bezorger van boodschappen als distributiecentrum en afhaalpunt valt niet onder het begrip winkelruimte en dit gebruik als flitsbezorger in strijd met het reglement van de VvE.
- Bijgewerkt 6 november 2022. In de beschikking van het hof te ‘s-Hertogenbosch van 18 november 2021 (ECLI:NL:GHSHE:2021:3472) kwam de vraag in het kader van een 7:304 BW-procedure aan de orde welk element overheerste in verband met een verkooppunt voor brandstoffen met de daarbij behorende shop-, bakery- en wasfaciliteiten huurt. de gemengde overeenkomst stond aan de regeling van 7:304 BW niet in de weg.
- Bijgewerkt 26 november 2022. De rechtbank Rotterdam moest in haar vonnis van 30 december 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:12336) een oordeel moeten geven of er sprake was van een cateringovereenkomst of een huurovereenkomst. Niet sprake van een huurovereenkomst.
- Bijgewerkt 29 januari 2023. Voor de kwalificatie van de overeenkomst is doorslaggevend wat partijen, mede in aanmerking genomen de inrichting van het gehuurde, bij het sluiten van de huurovereenkomst daaromtrent voor ogen heeft gestaan. Dat laatste is ook bevestigd door de rechtbank te Amsterdam in haar vonnis van 27 februari 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:1201).
- Bijgewerkt 29 januari 2023. Het gerechtshof besliste in zijn arrest van 6 september 2022 (ECLI:NL:GHDHA:2022:1595) dat er sprake was van 7:230a BW-bedrijfsruimte en dat de huurder, die geen tijdig beroep op huurbescherming had gedaan, het gehuurde diende te ontruimen.
- Bijgewerkt 31 januari 2023. De rechtbank Rotterdam heeft in haar beschikking van 9 april 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:3852) beslist dat er geen sprake was van 7:290 BW-bedrijfsruimte. De huurder had zich op het standpunt gesteld dat er sprake was van gehuurde ruimte als bedoeld in artikel 7:290 BW. In het kader van deze voorvraag in de procedure tot verlenging van de ontruimingstermijn werd door de rechtbank besloten dat er sprake was van 7:230a BW-bedrijfsruimte.
- Bijgewerkt 2 februari 2023. Uit het arrest van het gerechtshof Den Haag van 17 mei 2022 (ECLI:NL:GHDHA:2022:868) blijkt ook weer dat partijen een bepaalde invulling van het gebruik van het gehuurde hebben gegeven. Uit deze invulling bleek dat er sprake zou zijn van 7:230a BW-bedrijfsruimte. Hier stuurde partijen ook niet op een bepaald huurregime, maar was er wel een invulling gegeven van het gebruik van het gehuurde.
- Bijgewerkt 5 februari 2023. In de zaak die door het gerechtshof Amsterdam in haar arrest van 18 oktober 2022 (ECLI:NL:GHAMS:2022:2921) was behandeld was er sprake van een gemende overeenkomst waarbij een woning was verhuurd, waarbij de huurder een kamer als kapsalon mocht gebruiken. Huurder wenst indeplaatsstelling af te dwingen van de kapsalon (de onderneming). Dit was niet mogelijk, omdat het huurrecht woonruimte het meest overwegende element werd geacht en de indeplaatsstelling bij woonruimte niet is geregeld zoals bij winkelbedrijfsruimte.
- Bijgewerkt 1 juni 2023. In het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 februari 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:1058) wordt onder meer de vraag beantwoord of de overeenkomst kon worden gesplitst in een huurovereenkomst voor woonruimte en voor bedrijfsruimte ex 7:230a BW. Dat was niet mogelijk. Het gehuurde betrof geliberaliseerde woonruimte.
- Bijgewerkt 19 maart 2023. Het vonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 30 november 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:11457) is wat betreft de volgende motivatie niet goed te plaatsen betreffende kwalificatie van een autopoetsbedrijf. Hier legde de rechter het begrip ambacht te beperkt uit.
- Bijgewerkt 11 juni 2023. Uit een kort geding uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 2 februari 2023 (ECLI:NL:RBNNE:2023:546) werd een splitsing van huuraanspraken mogelijk geacht tussen een woning en een schuur. De woning en de schuur vormde één geheel, maar konden eenvoudig van elkaar worden gescheiden door een inpandige verbindingsdeur te sluiten.
- Bijgewerkt 4 februari 2024. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden besliste in hoger beroep in een kortgeding in een arrest van 12 september 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:7642) dat het opvangen van asielzoekers in een hotel gedurende één jaar niet in strijd was met de overeengekomen bestemming. Geen ontruiming.
- Bijgewerkt 4 februari 2024. Bedrijf dat zich hoofdzakelijk richt op het (APK-)keuren van auto’s, is een artikel 7:230a BW-ruimte en geen artikel 7:290-bedrijfsuimte volgens een beschikking van de rechtbank Den Haag van 27 juli 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:11225).
- Bijgewerkt 11 februari 2023. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 12 juli 2023 (ECLI:NL:RBOVE:2023:2689) wordt een schoonheidssalon als 7:230a BW-bedrijfsruimte gekwalificeerd en werd de ontruimingstermijn verlengd voor de duur van 12 maanden.
- Bijgewerkt 25 februari 2024. De kantonrechter te Rotterdam komt in haar beschikking van 25 augustus 2023 (ECLI:NL:RBROT:2023:8521) tot de conclusie dat er sprake is van 7:290 BW-bedrijfsruimte. Daarbij is ook de vraag betrokken of het bebouwde deel van het gehuurde ook een overheersende element betrof. Het betrof hier verhuurde grond met opstallen waarop een scheepswerf werd gedreven.
- Bijgewerkt 25 februari 2024. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden besliste in zijn arrest van 7 november 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:9418) dat de huurovereenkomst van een gedeelte van de gehuurde boerderij gesplitst kon worden in een overeenkomst voor het woongedeelte en een huurovereenkomst voor de meegehuurde (delen van) schuren en het achtererf.