De huurders hebben bij coöptatie het huurrecht onderling verdeeld

Laatst bijgewerkt op 2018-07-25 om 10:14:42

De verdeling van het huurrecht tussen de huurders onderling staat los van de positie van deze huurders ten opzichte van de verhuurder. Bij een contractueel medehuurderschap zonder recht van coöptatie wordt niet bij voorbaat besproken dat een partij zijn recht in het aandeel van de gemeenschap op kan geven. Het huurrecht is een onverdeeld recht. De huurders beslissen zelf welk aandeel ieder der partijen ter beschikking heeft ten behoeve van het exclusieve gebruik van elke huurder.

Bij een samenwonend stel is dit onderscheid niet duidelijk, omdat iedere huurder doorgaans alle ruimten van de gehuurde ruimte mag gebruiken. Ieder heeft dan recht op een onverdeeld recht op de helft van het gehuurde. Bij een samenwonend stel gaat het bij vertrek van één van de huurders vaak om de vraag of één huurder de huur kan beëindigen en kan een huurder bezwaar maken tegen het onttrekken van de verplichtingen die een huurder ten aanzien van het gehuurde heeft. Bij verhuring aan studenten is dit anders. Vaak is dan al beslist dat huurders onderling een bepaalde ruimte exclusief kunnen gebruiken en dat de overige ruimte voor gezamenlijk gebruik bedoeld is (toilet, keuken, gezamenlijke woonruimte).

In deze casus lijkt dit huurrecht in ieder geval te zijn begrensd door het aantal beoogde huurders en het aantal beschikbare ruimten. In onderhavige kwestie was de verdeling altijd duidelijk. In het begin van de huurovereenkomst waren er immers zes huurders. Ieder van deze huurders had de beschikking over één kamer. Onder de huurders was het duidelijk dat een andere verdeling van het gemeenschappelijk recht niet mogelijk was, omdat iedereen op grond van de overeenkomst recht had op één kamer. Er waren immers niet meer kamers dan huurders aanwezig. Kennelijk is de bedoeling tussen de huurders onderling en de verhuurder geweest om iedere huurder evenveel rechten te geven en het huurrecht in gelijke delen te verdelen. Welk deel de afzonderlijke huurder in gebruik kreeg, was niet voorgeschreven. Met andere woorden: met zes huurder hebben de huurders 1/6 aandeel in de gemeenschap. Met drie huurders hebben de huurders allen 1/3 aandeel in de gemeenschap. Gezien het vorenstaande blijkt hieruit dat één huurder niet 2/3 recht kan claimen ten aanzien van de gemeenschap, terwijl de andere huurder 1/3 overhoudt. Daarnaast is er op grond van het huurcontract een verplichting om een derde partij bij het huurcontract te betrekken. Dat is niet mogelijk als het huurrecht onder de laatste twee zittende huurders wordt verdeeld.