Digitaal procederen – Het verweerschrift

Laatst bijgewerkt op 2018-06-21 om 14:55:15

Het digitaal procederen is nog niet ingevoerd. Het project  digitaliseringsproject Kwaliteit en Innovatie (KEI) wordt als mislukt beschouwd (april 2018). Zie hierover de inleiding bij dit hoofdstuk. Ik vond het toch zinvol om over dit onderwerp de informatie te zetten die ik in de loop van 2017 heb verzameld. Misschien wordt een variant van deze artikelen toch na een korte stop ingevoerd.

Hierbij treft u de versie van het Burgerlijke Boek van Rechtsvordering met betrekking tot het digitale procederen aan. In dit hoofdstuk verwijs ik naar de artikelen in dit wetboek. Er is een versie van Rechtsvordering  gepubliceerd met en zonder artikelen over het digitale procederen. Voor het procederen voor de rechtbank, kantonzaken, is de versie zonder de artikelen over het digitaal procederen van toepassing.

Een reactie op de procesinleiding dient het beste schriftelijk te worden gegeven. Dit geldt niet voor natuurlijke personen en voor verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte, tenzij zij worden vertegenwoordigd door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent artikel 30c lid 4 RV. Een verweerder die van plan is om tijdens een (rol)zitting bij de kantonrechter uitvoerig mondeling zijn zaak te bepleiten, loopt het risico dat zijn zaak niet voldoende onderbouwd zal zijn. Gezien de nieuwe benadering van termijnbewaking zal de verweerder zijn verweer alleen nog nader kunnen onderbouwen in de mondelinge behandeling. In tegenstelling tot de huidige regeling (april 2018) wordt er bij de mondelinge behandeling wel mogelijkheid geboden tot het houden van nadere onderbouwing van zijn verweer. Met dit wetsvoorstel wordt immers verduidelijkt dat de rechter bewegingsruimte heeft bij de invulling van de mondelinge behandeling (artikel 30k lid 1 sub b RV). In de memorie van Toelichting bij deze wet staat immers: “Het is aan de rechter om, met oog voor de behoeften van partijen, te bepalen hoe een specifieke mondelinge behandeling verloopt. Op deze manier biedt hij partijen maatwerk. De tijdige planning van de mondelinge behandeling en de invulling daarvan hebben tot gevolg dat de rechter meer regie kan voeren in de zaken die aan hem zijn voorgelegd”. De rechter kan echter op grond van artikel 30o lid 1 RV beslissen dat partijen alsnog kunnen reageren op elkaars standpunten. Dit staat echter niet vast. Wellicht zal een notitie ten behoeve van de kantonrechter duidelijk kunnen maken hoe hiermee om wordt gegaan. Er lijkt mij anders toch een vorm van willekeur kunnen ontstaan.

De verweerder brengt alle excepties en zijn verweer ten principale tegelijk naar voren, op straffe van verval van niet aangevoerde excepties en, indien niet ten principale verweer is gevoerd, van het recht om dat alsnog te doen (artikel 30i lid 4 RV). Dit is hetzelfde als in de oude regeling als genoemd in artikel 128 RV (oud). De verweerder kan op grond van artikel 30k lid 8 RV een tegenvordering of tegenverzoek (een reconventionele vordering) bevatten.

Het verweerschrift vermeldt de bewijsmiddelen waarover verweerder of belanghebbende kan beschikken tot staving van de gronden van zijn verweer, en de getuigen die hij daartoe kan doen horen. (artikel 30i RV). Als dit niet wordt gedaan, dan is het mogelijk dat het verweer wegens onvoldoende onderbouwing wordt afgewezen. Als er niet voldoende concreet bewijs wordt aangedragen, dan is het mogelijk dat de rechter de verweerder geen kans geeft om aanvullend bewijs aan te dragen. Het nadeel van deze nieuwe methode is dat partijen pro-actief moeten handelen. Waar voorheen door de rechter bewijsopdrachten uitgedeeld werden, zal de partij die bewijs aan wenst te dragen daarmee nu zelf moeten komen. Dit is nu eigenlijk ook al min of meer gangbaar door in ieder geval het bewijs aan te bieden en het bewijs meteen te tonen dat je in handen hebt. in de praktijk merk ik dat de rechter de niet professionele partij nog eens een duwtje in de goede richting zal geven als er niet bewust een bewijsaanbod is gedaan. De schriftelijke getuigenverklaringen lijken daarom in toenemende mate van belang te zijn.

Verder is in artikel 30i lid 4 RV nog bepaald dat, als verweerder in de conclusie van antwoord in het geheel niet inhoudelijk op de zaak is ingegaan (dit noemt men “principaal” verweer), hij dat in het vervolg van de procedure niet alsnog mag doen. Het is dus van groot belang om in de conclusie van antwoord inhoudelijk op de zaak in te gaan. Als verweerder dat nalaat, kan hij dus niet meer inhoudelijk reageren! Daarvoor bestaat dan pas weer de mogelijkheid in hoger beroep.

Het verweerschrift is een belangrijk document. Het is immers goed mogelijk dat dit verweerschrift uiteindelijk het enige schriftelijke stuk is dat door de verweerder kan worden ingediend. Het verweerschrift dient het verhaal van eiser, zoals gepresenteerd in de procesinleiding, zoveel mogelijk te worden weerlegd. Daarbij is het van belang om te beseffen dat stellingen van eiser die door verweerder onvoldoende gemotiveerd worden betwist door de rechter als vaststaand moeten worden beschouwd (artikel 149 lid 1 RV). Het is dus zaak om feiten die door de eisende partij zijn gesteld zoveel mogelijk te controleren en te weerleggen! Verweerder doet er goed aan om dit in de conclusie van antwoord te doen, aangezien dit – afgezien van de mondelinge behandeling – mogelijk zijn enige kans is!

Verschijnt de verweerder na de informele bezorging van de procesinleiding als bedoeld in artikel 111 RV niet in de procedure? Dan is de tussenkomst van de deurwaarder alsnog verplicht. Anders verleent de rechter geen verstek tegen de verweerder (artikel 112 lid 2 RV). Het oproepingsbericht moet dan alsnog door de eiser formeel worden betekend. Laat eiser de formele betekening achterwege nadat verweerder niet is verschenen naar aanleiding van de informele betekening, dan wordt eiser niet-ontvankelijk verklaard (artikel 112 lid 3 RV). De deurwaarder vermeldt vervolgens de nieuwe datum waarvoor de verweerder kan verschijnen in het oproepingsbericht dat hij daartoe wijzigt (artikel 112 lid 5 RV). Zowel de gegevens die de eiser in de procesinleiding vermeldt als de gegevens die door het gerecht in het oproepingsbericht zijn vermeld, kunnen door de deurwaarder worden verbeterd of aangevuld op grond van het vijfde lid, bijvoorbeeld na nader onderzoek of op advies van de deurwaarder. Het gewijzigde oproepingsbericht moet bij de verweerder worden betekend binnen dezelfde termijn als geldt voor het betekenen van het (oorspronkelijke) oproepingsbericht, zijnde twee weken na de uiterlijke verschijningstermijn zoals opgenomen in het oorspronkelijke oproepingsbericht. Het gewijzigde oproepingsbericht vervangt het eerdere oproepingsbericht (artikel 112 lid 5 RV). De professionele belangenbehartiger die wordt geconfronteerd met een cliënte die zich meldt binnen een paar dagen voor de dag van indiening van de procesinleiding, zal er vermoedelijk voor kiezen zijn cliënte te adviseren niets te laten horen. Volgens artikel 112 lid 2 RV kan eiser dan binnen twee weken na de dag waarop verweerder uiterlijk diende te verschijnen, het oproepingsbericht doen betekenen bij de verweerder. De termijn om te verschijnen als bedoeld in artikel 30a, derde lid, onder c, wordt in dat geval verlengd met vier weken na de laatste dag waarop de verweerder diende te verschijnen, bedoeld in de eerste volzin van artikel 112 lid 2 RV. De professionele belangenbehartiger wint hier mee tijd. Hij krijgt dan vier weken extra voor een reactie. Men krijgt immers een termijn van vier weken voor een reactie vanaf de verschijningsdag.

Verder geldt de zogenoemde “waarheidsplicht” van artikel 21 RV ook voor de verweerder. Ook verweerder is dus, net zoals eiser in zijn procesinleiding, verplicht om alle voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Daarnaast geldt voor verweerder dat ook hij, in de conclusie van antwoord, alle bewijsmiddelen dient te vermelden, en in het bijzonder de getuigen waarover hij kan beschikken (artikel 30i lid 6 RV). Er wordt net zoals bij het huidig geldende recht (maart 2018) aangeraden om bij alle relevante stellingen tevens aan te geven op welke wijze deze stellingen kunnen worden bewezen.

Als verweerder ook een vordering op eiser meent te hebben kan hij deze vordering bij antwoord instellen (artikel 30i lid 8 RV). Daarvoor is niet vereist dat beide vorderingen inhoudelijk samenhangen, zoals wel eens wordt gedacht. Verweerder doet er verstandig aan om gelijktijdig met zijn verweerschrift een vordering op te nemen. Een tegeneis moet in voorafgaande aan het verweerschrift worden vermeld; later is dit niet meer mogelijk. Zie de uitspraak van de rechtbank te Almelo van 23 januari 2007 LJN: AZ8075, rechtbank Almelo, 227846 CV EXPL 8074-06. De rechter zal over de vordering van eiser (eis in conventie) en de vordering van verweerder (eis in reconventie) bij hetzelfde eindvonnis beslissen (artikel 138 RV). Als de verweerder heeft nagelaten om tijdig een eis in reconventie in te dienen, zal hij een aparte procedure moeten starten om zijn vordering te kunnen innen/af te dwingen.

Als tegenvordering kan onder meer aan de volgende vorderingen worden gedacht:

  • eiser vordert een restant huur na beëindiging van de huurovereenkomst en verweerder vordert de waarborgsom terug en/of vordert verrekening van de waarborgsom als het gehuurde correct is opgeleverd (zie het hoofdstuk: De oplevering);
  • eiser vordert bedragen in het kader van een huurachterstand en verweerder vordert in reconventie herstel van gebreken aan het pand ( met vordering van een dwangsom als het herstel binnen een bepaalde gevorderde periode niet is afgerond);
  • eiser vordert bedragen in het kader van een huurachterstand en verweerder vordert herstel van het gehuurde en verlaging van de huurprijs gedurende de periode dat het gebrek voortduurt.

Een verweerder of belanghebbende die een tegenvordering wenst in te stellen of een tegenverzoek wenst te doen, doet dit uiterlijk in zijn verweerschrift met inachtneming van artikel 30a lid 3 aanhef en onder f en g Rv.
Een partij die een tegenvordering of een tegenverzoek indient, vermeldt dit:

  • Indien langs elektronische weg wordt geprocedeerd: op duidelijk kenbare wijze in het elektronisch in te dienen formulier en in de titel van het elektronisch in te dienen processtuk.

Bij indiening van verweerschriften en akten met de daarbij gevoegde bescheiden is eenvoudiger geworden. Deze stukken moeten immers in beginsel elektronisch worden ingediend. Er hoeven nu niet meer meerdere exemplaren ingediend te worden. De griffie zorgt voor elektronische verspreiding van deze stukken.

Verweerder moet niet vergeten de conclusie van antwoord te ondertekenen (artikel 30a lid 4 RV en artikel 30c lid 3 RV). De rechter kan besluiten niet ondertekende stukken te weigeren, en aan de weigering de consequenties verbinden die hem juist lijken. Wel dient de rechter de partij die heeft vergeten zijn processtuk te ondertekenen nog de gelegenheid te geven om alsnog tot ondertekening over te gaan artikel 30c lid 3 RV. Het zou jammer zijn als uw steekhoudende verweer om deze reden gepasseerd zou worden!

De datum van de mondelinge behandeling wordt bepaald zodra de verweerder is verschenen in een vorderingsprocedure of de verzoeker de procesinleiding in een verzoekprocedure heeft ingediend (artikel 30j RV). In artikel 114 RV staat vermeld wanneer de verweerder wordt geacht in een procedure te zijn verschenen:

  • in zaken voor de kantonrechter, indien hij minste vier weken en uiterlijk zes maanden na de dag van indiening van de procesinleiding bij de rechter (artikel 30a lid 3 onder c RV), de griffie schriftelijk bericht dat hij in de procedure betrokken wenst te worden of zijn verweerschrift indient;
  • Indien hij verschijnt op de mondelinge behandeling in zaken voor de voorzieningenrechter;
  • In alle andere zaken als hij advocaat stelt binnen de termijn als genoemd in artikel 30a lid 3 onder c RV.