Redelijkheid en billijkheid in verband met renovatie

Laatst bijgewerkt op 2021-08-09 om 23:35:24

De beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid kan ook in het kader van renovatie effect hebben. Voor het aanbrengen van een voorziening heeft de verhuurder op grond van het gestelde in artikel 7: 203 BW toestemming van de huurder nodig. De verhuurder is immers verplicht de zaak ter beschikking van de huurder te stellen en te laten voor zover dat voor het overeengekomen gebruik noodzakelijk is. Naar inmiddels vaste rechtspraak is echter een dergelijke weigering van de huurder met een beroep op artikel 7:203 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaardbaar. Bij complexgewijze renovatie regelt artikel 7:220 BW deze kwestie door te beslissen dat het voorstel wordt geacht redelijk te zijn als meer dan 70 % van de bewoners met dit voorstel akkoord gaat.

Als op grond van artikel 7:203 BW een gedoogplicht van de huurder aanwezig is, kan de verhuurder na het tot stand brengen van de voorzieningen via artikel 7:255 BW (niet-geliberaliseerde huur) en artikel 7:255a BW (geliberaliseerde huur) in samenhang met respectievelijk artikel 15 UHW en artikel 15a UHW een met de kosten corresponderende verhoging doen vaststellen. Noot 16

Ook hier kan de beleidsnotitie Huurbeleid na woningverbetering als maatstaf worden genomen voor een redelijke berekening van de kosten verbandhoudende met de huurverhoging wegens renovatie. In deze beleidsnotitie staan immers zinvolle berekeningen opgenomen van investeringskosten ter zake van verbeteringen aan woonruimte die niet exclusief verband houden met verbeteringen aan niet-geliberaliseerde woonruimte.
Als de verhuurder zonder duidelijk naar de huurder geventileerd standpunt van partijen deze wijzigingen aanbrengt, dan kan de redelijkheid en billijkheid er zich tegen verzetten dat ook in zo’n geval de krachtens artikel 7:255 BW/artikel 7:255a BW toegestane huurverhoging wordt doorgevoerd. Doordat de huurder niet de gelegenheid heeft gehad zich tegen de voorziening zelf te verzetten, zal men – met name wanneer een dergelijk verzet niet uitgesloten kan worden geacht – moeten aannemen dat de redelijkheid en billijkheid een dergelijke verhoging in de weg staat. Noot 18
Op zijn minst zal de verhuurder de huurder er van tevoren van op de hoogte moeten hebben gesteld dat hij ter zake van de voorziening een verhoging van de huurprijs zou claimen.