FAQ – Huurprijzen & Huurcommissie

Laatst bijgewerkt op 2018-04-23 om 20:47:18

Op welke wijze moet een (ver)huurder een verzoek voor de Huurcommissie kenbaar maken ?

Het verzoek wordt ingediend op een formulier. Zie voor een voorbeeld van dit formulier deze site.

Moet de huurder iets betalen om een probleem door de Huurcommissie te laten behandelen?

Voor het doen van een uitspraak is van beide partijen een voorschot verschuldigd. Dit voorschot beloopt voor de huurder een bedrag van € 25. Voor een verhuurder kan (een grotere verhuurder, vennootschap) een bedrag van € 450 worden gevraagd.

Voor wiens rekening komen de kosten van de procedure ?

De partij die door de Huurcommissie in het ongelijk wordt gesteld of grotendeels in het ongelijk wordt gesteld zal de kosten voor het doen van de uitspraak dienen te dragen.

Wat is de maximale periode van huurvermindering (met terugwerkende kracht)?

De periode voorafgaand aan het verzoek, waarover huurvermindering kan worden gevraagd is beperkt tot 6 maanden.

Is de kantonrechter ook bevoegd om van de vordering kennis te nemen ?

Op grond van de artikelen 7:207 BW in combinatie met 7:257 BW is de kantonrechter bevoegd om van een vordering kennis te nemen. Men moet wel kiezen: óf de zaak door de Huurcommissie laten beoordelen óf door de kantonrechter laten vaststellen.

Wat is het verschil in de beoordeling door kantonrechter en Huurcommissie?

De kantonrechter beoordeelt de tekortkomingen op grond van de gebrekenregeling als vermeld in artikel 7:204 BW. De Huurcommissie op grond van 7:241 BW. De lijst van art. 7:241 BW bestrijkt een ruimer terrein van tekortkomingen dan art. 7:204 BW. Bij art. 7: 204 lid 2 BW gaat het vooral om de onderhoudstoestand van het gehuurde De lijst van art. 7:241 BW is echter niet beperkt tot onderhoudsklachten. De kantonrechter is niet gebonden aan de beleidsregels die door de Huurcommissie zijn opgesteld.

Kan men de zowel bij de kantonrechter als bij de Huurcommisie over dezelfde kwestie een vordering aanhangig maken ?

Heeft men eenmaal een keuze gemaakt, dan is deze bindend. De huurder mag dus niet op twee “paarden wedden”. De huurder kan met betrekking tot dezelfde feiten na afloop van de procedure niet alsnog voor de andere procedure kiezen. Het moet immers niet zo zijn dat de huurder als hij van de Huurcommissie en de kantonrechter op grond van de artikelen 257 lid 2, en 262 een uitspraak heeft verkregen, hij nog eens een kantongerechtsprocedure op grond van de artikelen 207 en 257 lid 1 kan beginnen, en omgekeerd.