Updates

Laatst bijgewerkt op 2024-02-08 om 17:49:14

  • Bijgewerkt 12 juli 2012, het hof te ‘s-Gravenhage arrest van 27 december 2011 LJN: BV1677, gerechtshof ‘s-Gravenhage, 200.096.025/01 : laten verlopen van temijn terme de grâce komt voor rekening en risico van huurder. tevens wijziging van eerst ingenomen standpunt. Ik ga er nu van uit dat deze regeling ambtshalve door de rechter toegepast kan worden.
  • Bijgewerkt 19 maart 2013. De Hoge Raad van 13 juli 2012 (LJN: BW7480, Hoge Raad, 11/01987 ). Ontbinding overeenkomst wegens verplaatsing van hoofdverblijf uit het gehuurde.
  • Bijgewerkt 28 april 2013. De Hoge Raad arrest van 11 januari 2002 ((ECLI:NL:PHR:2002:AD4925, Schwarz/Gnjatovic) . Ontbinding van de overeenkomst zonder ingebrekestelling mogelijk.
  • Bijgewerkt 13 augustus 2013. Uitwerking huur en schuldsanering natuurlijke personen.
  • Bijgewerkt 7 september 2013. Het hof te Leeuwarden stelt in haar arrest van 14 oktober 2008 ECLI:NL:GHLEE:2008:BG3271 dat er geen wettelijke verplichtingen tot gebruik van een woning bestaat.
  • Bijgewerkt 26 februari 2014. Volgens de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 22 januari 2014 ECLI:NL:RBNNE:2014:378 is de huurder die de woning in strijd met wettelijke dan wel contractuele bepalingen heeft onderverhuurd zonder ingebrekestelling van rechtswege in verzuim.
  • Bijgewerkt 11 maart 2014. Het gerechtshof te Amsterdam achtte deze wijziging van de bestemming van het gehuurde in haar arrest van 17 december 2013 ( ECLI:NL:GHAMS:2013:4913 ) een gerechtvaardigde grond voor ontbinding van de huurovereenkomst.
  • Bijgewerkt 19 maart 2014. Het hof te ‘s-Hertogenbosch was in haar arrest van 11 maart 2014 ECLI:NL:GHSHE:2014:683 dat in hoger beroep is gewezen van mening dat de aanwezigheid van geringe hoeveelheden amfetamine en cocaïne in de woning een tekortkoming betreft die ontbinding niet rechtvaardigde.
  • Bijgewerkt 3 december 2014. Schadevergoeding en toerekenbaarheid van schade verwerkt.
  • Bijgewerkt 4 december 2014. Het hof te ‘s-Hertogenbosch in haar arrest van 7 januari 2014 ECLI:NL:GHSHE:2014:10 . Geen mogelijkheid van buitengerechtelijke ontbinding door de huurder op grond van artikel 7:210 BW nu het genot van het gehuurde onmogelijk werd gemaakt door een omstandigheid die is toe te rekenen aan de huurder.
  • Bijgewerkt 5 december 2014. Het hof te Leeuwarden arrest van 27 maart 2012 (ECLI:NL:GHLEE:2012:BW0024 ). In deze zaak was een woning door brand verwoest en de huurovereenkomst was door de verhuurder ontbonden op grond van artikel 7:210 BW. De oorzaak van de brand was niet te achterhalen.
  • Bijgewerkt 5 december 2014. Het gerechtshof te Amsterdam arrest van 30 maart 2010 ( ECLI:NL:GHAMS:2010:BN1371 ). Het hof was van mening dat artikel 7:210 lid 1 BW zowel op gevallen van voorzien als onvoorzien overheidsoptreden betrekking heeft.
  • Bijgewerkt 20 december 2014. De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden kende in haar vonnis van 5 augustus 2008 ECLI:NL:RBNNE:2014:3778 het kader van deze claim een schadevergoeding vanwege voortijdige beëindiging van de huurovereenkomst toe een bedrag gelijk aan twee maanden huur, te rekenen vanaf de maand waarin de ontruiming heeft plaatsgevonden, doch niet meer dan de daadwerkelijk door de verhuurder te lijden schade ingeval van verhuur binnen twee maanden na de maand waarin de ontruiming heeft plaatsgevonden en voorts vergoeding van de overige – daadwerkelijk geleden – schade over de periode lopende vanaf twee maanden na de maand waarin de ontruiming heeft plaatsgevonden, nader op te maken bij staat.
  • Bijgewerkt 22 december 2014. Het arrest van het hof te Amsterdam van 15 juli 2014 ECLI:NL:GHAMS:2014:2753 sluit hier op aan. In dit arrest is een situatie besproken dat de huurder in strijd met de bepalingen in het huurcontract de woning aan verschillende personen waaronder een studerende dochter tijdelijk ter beschikking heeft gesteld.
  • Bijgewerkt 24 december 2014. De rechtbank te Amsterdam besliste in haar vonnis van 9 december 2014 ECLI:NL:RBAMS:2014:8277 dat de huurder die een substantieel deel van het jaar in Marokko te kort schiet in zijn verplichtingen als huurder, omdat deze door het langdurig verblijf elders niet voldoende toezicht kan houden ten aanzien van het gehuurde.
  • Bijgewerkt 15 januari 2015. gastouderschap opgenomen in het onderdeel “2. Handelen in strijd met overeengekomen bestemming”.
  • Bijgewerkt 7 februari 2015. De rechtbank te Rotterdam heeft in haar vonnis van 28 februari 2014 ( ECLI:NL:RBROT:2014:1434) moeten beslissen of de volgende verdeling in de bewijslast in de algemene voorwaarden in strijd is met de Richtlijn 93/13/EEG. Deze bepaling is niet onredelijk bezwarend. Een huurder moet immers geacht worden beter te weten wat zich afspeelt in de huurwoning dan de verhuurder.
  • Bijgewerkt 8 februari 2015. De voorzieningenrechter te Amsterdam heeft in haar vonnis van 22 oktober 2014 ECLI:NL:RBAMS:2014:7231 een zaak moeten beoordelen over een short stay verhuring door de huurder van geliberaliseerde woonruimte. De huurder had in strijd met een overeengekomen beding dat het gehuurde niet aan derden in gebruik mag worden gegeven de woning desondanks voor short stay gebruikt. Ontruiming uitgesproken.
  • Bijgewerkt 15 mei 2015. Aanvulling onderdeel “Verhuurder strafbaar op grond van de Opiumwet”.
  • Bijgewerkt 17 september 2015. De huurder zet na ontbinding het gebruik van het gehuurde voort. Ontstaat er een nieuwe huurovereenkomst?
  • Bijgewerkt 17 september 2015. Het hof ‘s-Hertogenbosch arrest van 5 februari 2013 ( ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ0899 ). Na verkregen ontruimingsvonnis kan er door de verhuurder een gebruiksovereenkomst worden gesloten, waardoor artikel 7:230 BW wordt geblokkeerd en de verhuurder bij niet nakoming van de overeengekomen bepalingen in de gebruiksovereenkomst het recht behoudt de woning te ontruimen op basis van het ontruimingsvonnis.
  • Bijgewerkt 24 februari 2016. Een huurder van een socaile huurwoning die het gehuurde niet gebruikt handelt in strijd met artikel 7:213 BW wat ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. Hof te Amsterdam arrest an 8 september 2015 ECLI:NL:GHAMS:2015:3717.
  • Bijgewerkt 13 april 2016. De huurder die een in het huurcontract opgenomen exploitatieverplichting niet nakomt, loopt het risico dat de verhuurder de huurovereenkomst kan ontbinden. Hiervan was sprake in een zaak die heeft geleid tot het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 15 maart 2016 ECLI:NL:GHAMS:2016:971 .
  • Bijgewerkt 9 mei 2016. Het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch achtte in haar arrest van 25 augustus 2015 ECLI:NL:GHSHE:2015:3314 het opslaan van 357 stekjes van hennepplanten in een berging onvoldoende voor ontbinding huurovereenkomst.
  • Bijgewerkt 10 mei 2016. De rechtbank te Rotterdam was in haar vonnis van 6 november 2015 ( ECLI:NL:RBROT:2015:7899 ) van mening dat de verhuring van gedeelte van de sociale woonruimte door een huurster geen reden was om de huurovereenkomst te ontbinden.
  • Bijgewerkt 22 augustus 2016. De huurster die haar geliberaliseerde woning via Airbnb vier maal had verhuurd kroop door het oog van de naald toen de verhuurder in kortgeding ontruiming van de woning vorderde. De vordering werd door de voorzieningenrechter te Amsterdam in haar vonnis van 26 mei 2015 ( ECLI:NL:RBAMS:2015:3903 ) afgewezen.
  • Bijgewerkt 6 september 2016. Onderdeel “Verhuurder strafbaar op grond van de Opiumwet” aangevuld.
  • Bijgewerkt 3 oktober 2016. De rechtbank te Rotterdam was in haar vonnis van 25 maart 2016 ( ECLI:NL:RBROT:2016:2339 geoordeeld dat de overtreding – gelet op de bijzondere aard en realtief geringe betekenis daarvan – niet voldoende ernstig was om ontbinding te rechvaardingen.
  • Bijgewerkt 22 oktober 2016. De rechtbank Rotterdam heeft in een kortgedingvonnis van 15 september 2016 (ECLI:NL:RBROT:2016:7093 ) beslist dat ontruiming van een woning was toegestaan, nadat de woning zes maanden op last van de gemeente was gesloten. De woning was opengebroken door de politie na een melding dat zich gewapende personen in de woning zouden bevinden.
  • Bijgewerkt 26 oktober 2016. De rechtbank te Amsterdam oordeelde in haar vonnis van 30 mei 2016 ( ECLI:NL:RBAMS:2016:3568) eveneens dat de tekortkoming bestaande uit de verhuring van een sociale huurwoning via de site Airbnb door de huurder onvoldoende ernstig was om tot ontbinding van de tussen partijen bestaande overeenkomst over te gaan.
  • Bijgewerkt 27 oktober 2016. In een kort geding waarin uitspraak werd gedaan op 13 januari 2016 door de rechtbank Oost-Brabant ( ECLI:NL:RBOBR:2016:142 ) werd de ontbinding door de verhuurder erkend en was een vordering tot het beschbaar stellen van het gehuurde afgewezen.
  • Bijgewerkt 28 november 2016. De kantonrechter te Rotterdam oordeelde in haar vonnis van 25 november 2016 ECLI:NL:RBROT:2016:9091 dat gelet op de door partijen getekende huurovereenkomst met de bijbehorende stukken er geen er geen enkel misverstand kan bestaan over de vraag wat de bestemming van het gehuurde moet zijn. Dat is een halal slagerij, met een nevenassortiment (maximaal 20%) van aanverwante traiteurartikelen. Horeca-activiteiten worden uitdrukkelijk uitgesloten. De huurder mag niet afwijken van een contractueel overeengekomen bestemming zonder uitdrukkelijke toestemming van de verhuurder. Als de huurder dit toch doet dan is er een aanzienlijke kans dat de door de verhuurder gevorderde ontbinding wordt toegewezen.
  • Bijgewerkt 18 januari 2017. Het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch heeft in haar arrest van 10 januari 2017 ECLI:NL:GHSHE:2017:28 moeten beslissen over een door een verhuurder gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst ten laste van de huurder. De kantonrechter had de vordering afgewezen. Het hof wees de vordering toe.
  • Bijgewerkt 30 januari 2017.Het gerechtshof te ´s-Gravenhage was in haar arrest van 10 januari 2017 (ECLI:NL:GHDHA:2017:5) van oordeel dat ontbinding van de overeenkomst na sluiting door de burgemeester naar redelijkheid en billijkheid niet aanvaardbaar was. Het is de vraag of dit oordeel juist was. Hier hoeft de rechter immers niet zelf de afweging te maken of de tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt. De wet heeft dit immers al voor de rechter gedaan. In de praktijk blijkt dit gezien laatstgenoemde uitspraak niet een zekerheid tot ontbinding van de overeenkomst op te leveren.
  • Bijgewerkt 30 januari 2017. hoofdstuk bijgewerkt (onderdeel hoofdverblijfplaats) met uitspraak van het hof Amsterdam 15 december 2009 ECLI:NL:GHAMS:2009:BL9258
  • Bijgewerkt 22 februari 2017. De huurder handelt niet in strijd met de woonbestemming als er op het gehuurde een eenmanszaak wordt ingeschreven zonder het gehuurde bedrijfsmatig te gebruiken. De rechtbank Midden Nederland was daarom in haar vonnis van 9 maart 2016 ( ECLI:NL:RBMNE:2016:5104 ) van oordeel dat de verhuurder moest dulden dat de huurder haar eenmanszaak op het adres van het gehuurde inschreef.
  • Bijgewerkt 2 april 2017. Het gerechtshof te Amsterdam was in haar arrest van 17 januari 2017 ( ECLI:NL:GHAMS:2017:153 ) van oordeel dat onder de geschetste omstandigheden omtruiming toch was toegestaan. De huurder had door de woning onder te verhuren zowel in strijd met de huurovereenkomst gehandeld, als overlast veroorzaakt voor andere appartementeigenaars en strijd gehandeld met regels van de Vereniging van eigenaren.
  • Bijgewerkt 9 mei 2017. Aanvulling hoofdstuk 2.2.5. Aansprakelijkheid van de onderverhuurder bij hennepteelt in het gehuurde.
  • Bijgewerkt 9 mei 2017. In huurcontracten waarin geen boetebeding in verband met het gebruik van het gehuurde ten behoeve van een hennepkwekerij is opgenomen, geeft artikel 6:104 BW een mogelijkheid om degene die in strijd met het huurcontract heeft gehandeld en daarbij winst heeft genoten, het genoten voordeel te ontnemen. Dit is ook bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 18 juni 2010 ECLI:NL:HR:2010:BM0893 .
  • Bijgewerkt 19 mei 2017. In het vonnis van de rechtbank Limburg van 17 mei 2017 (ECLI:NL:RBLIM:2017:4496 ) werd onder meer een vergoeding van schade besproken na een burgemeestersluiting na het ontdekken van 142 hennepplanten. De kantonrechter zag aanleiding om de vordering van eiseres te beperken tot een huurderving van 6 maanden huur.
  • Bijgewerkt 24 mei 2017. In een vonnis van de rechtbank Amsterdam, kantonzaken, locatie Amsterdam, van 15 november 2016 ECLI:NL:RBAMS:2016:7606 werd de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst wegens het niet hebben van het hoofdverblijf in het gehuurde afgewezen.
  • Bijgewerkt 11 juli 2017. De rechtbank te ‘s-Gravenhage betrok in haar vonnis van 21 juni 2017 ECLI:NL:RBDHA:2017:6996 ten onrechte een afweging van belangen in het voordeel van de huurder in het kader van en ontbindingsactie.
  • Bijgewerkt 7 januari 2018. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 10 oktober 2017 (ECLI:NL:RBOVE:2017:4433 ) onder meer moeten beslissen of er sprake was van overbewoning. Een dergelijke hoeveelheid van twaalf personen op de tweede verdieping was volgens de rechter weliswaar krap bemeten, maar kon, gelet op het aantal slaapplaatsen, niet tot een conclusie van overbewoning leiden.
  • Bijgewerkt 9 juni 2018. De rechtbank Midden-Nederland was in haar kortgedingvonnis van 9 mei 2018 (ECLI:NL:RBMNE:2018:2074) van oordeel dat een sluiting van de woning door de burgemeester niet ontruiming van de woning rechtvaardigde.
  • Bijgewerkt 9 juni 2018. In het verlengde van de situatie dat de huurder door de sluiting op last van de burgemeester geen gebruik van de woning heeft kunnen maken, kan de vraag worden gesteld of de huurder gedurende deze periode gehouden is de huur te voldoen. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord door de  rechtbank Limburg in haar vonnis van 2 mei 2017 (ECLI:NL:RBLIM:2018:4099).
  • Bijgewerkt 5 juli 2018. Het  hof te ‘s-Gravenhage was in haar arrest van 8 mei 2018 ( ECLI:NL:GHDHA:2018:1108) van oordeel dat de verhuurder de huurovereenkomst mocht ontbinden ex artikel 7:231 lid 2 BW.  De kantonrechter was ook in eerste aanleg tot dit oordeel gekomen. De huurder was van mening dat de kantonrechter de zaak die voor de bestuursrechter liep af had moeten wachten. Het was echter een andere mening toegedaan. Het hof was van oordeel dat de civiele rechter uit dient te gaan van de juistheid van de beslissing van het bestuursorgaan, ook al staan daar nog rechtsmiddelen tegen open.
  • Bijgewerkt  5 september 2018. De rechtbank Amsterdam benadrukt in haar vonnis van 23 oktober 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:7771) dat een huurder van een woning in Amsterdam-Zuid hoeft niet mee te werken aan een onaangekondigde woninginspectie door de verhuurder.
  • Bijgewerkt  5 september 2018. Een verhuurder moet immers het gehuurde regelmatig inspecteren op correct gebruik. Doet een verhuurder dat niet, dan kan deze worden verweten dat deze tekort is geschoten ter zake de informatieplicht ten aanzien van het gebruik van het gehuurde (Raad van Staten, uitspraak 7 april 2010 ECLI:NL:RVS:2010:BM0180).
  • Bijgewerkt  8 oktober 2018. Het gerechtshof te Amsterdam heeft in haar arrest van 4 september 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:3250) bepaald dat de huurder die tijdens zijn detentie de woning aan derden in gebruik had gegeven, zodanig tekort was geschoten, dat dit ontruiming van het gehuurde rechtvaardigde.
  • Bijgewerkt 4 november 2018.  De Raad van State heeft in haar uitspraak van 20 december 2017 ( ECLI:NL:RVS:2017:3481) over een dergelijke kwestie als volgt beslist. Het voorgaande doet er echter niet aan af dat de toepassing door de burgemeester van artikel 13b van de Opiumwet een van de medewerking van de verhuurder te onderscheiden functie had ter voorkoming van verdere overtredingen in de betrokken woningen. Zichtbare sluiting van die woningen door de burgemeester is voor bij die woningen betrokken drugscriminelen en voor buurtbewoners immers een signaal dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in die woningen.
  • Bijgewerkt 11 december 2018.  De Hoge Raad heeft zich in haar arrest van 28 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1810) moeten buigen over de vraag of er aan een ontbinding van een huurovereenkomst van een sociale huurwoning zwaardere eisen gesteld dienen te worden vanwege de schaarste van deze woning. In dit uiterst leerzame arrest legt de Hoge Raad de “tenzij beperking” in artikel 6:265 BW uit.
  • Bijgewerkt 11 december 2018.  Ontbinding en het al dan niet bewust zijn van de overtreding. (aldus met betrekking tot de huur van woonruimte: HR 3 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH0762, NJ 2009/319, rov. 3.7 (WonenBreburg/[B]) en HR 29 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2952, NJ 2009/244, rov. 3.4.3-3.4.4 ([D]/De Alliantie)).
  • Bijgewerkt 17 december 2018. Onderdeel 2.2 gebruik van het gehuurde voor de hennepteelt uitgebreid met de mogelijkheid van de burgemeester om een locatie te sluiten van basis van artikel 13b Opiumwet (strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot handel in en productie van (hard)drugs).
  • Bijgewerkt 18 december 2018. Als er een deel van het gehuurde als hennepkwekerij wordt gebruikt, dan kan dit de huurder worden toegerekend wegens het onvoldoende toezicht houden tot het gehuurde. Van dit gebruik had de huurder zich bewust moeten zijn, althans dit gebruik kan de huurder worden toegerekend, wat kan leiden tot huurbeëindiging  (Rechtbank Oost-Brabant, locatie ‘s-Hertogenbosch, kort geding, vonnis 28 november 2018, ECLI:NL:RBOBR:2018:5908).
  • Bijgewerkt 17 februari 2019. Het gerechtshof te Amsterdam oordeelde in haar arrest van 6 maart 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:809) dat de ontbinding van een sociale huurwoning toegestaan was.  Hier had de huurder door het verstrekken van mantelzorg aan een vriendin gedurende 21/2 jaar geen gebruik van het gehuurde gemaakt. De huurder gebruikte de woning ook niet als hoofdverblijf, wat wel contractueel was overeengekomen.
  • Bijgewerkt 25 april 2019. In een arrest van het hof Amsterdam van 8 april 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2019:1109) werd beoordeeld of de volgende bepaling in de algemene bepalingen ten laste van de huurder gebracht kon worden: “Gelegenheid tot verblijf voor iemand die elders woont is niet toegestaan”.
  • Bijgewerkt 27 april 2019. In het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 januari 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:490) werd door het hof beoordeeld dat de huurder niet in strijd had gehandeld met het verbod het gehuurde geheel of gedeeltelijk aan een derde in huur of onderhuur of gebruik af te staan.
  • Bijgewerkt 27 mei 2019. In een kort geding voor de rechtbank Amsterdam van 9 januari 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:135) werd beslist dat de verhuurder de huurder niet kon houden aan de exploitatieverplichting tot het einde van de huurperiode.
  • Bijgewerkt 16 juni 2019. Het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 21 mei 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2019:1814) geeft een voorbeeld van bijzondere omstandigheden, waardoor de huurder ondanks het feit dat hij meer dan vijf hennepplanten in zijn woning had, niet in strijd handelde met het goed huurderschap.
  • Bijgewerkt 2 juli 2019. Uit het kortgedingvonnis van de rechtbank Rotterdam van 6 januari 2016 (ECLI:NL:RBROT:2016:1256) blijkt het volgende over verliesgevende exploitatie. In het algemeen moet een vordering tot nakoming afstuiten op de onmogelijkheid voor de schuldenaar om de verbintenis na te komen.
  • Bijgewerkt 2 juli 2019. In het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 22 februari 2018 (ECLI:NL:RBROT:2018:1353) werd beslist dat er geen geldige reden voor de huurder was om de exploitatie te mogen stoppen. De verhuurder heeft twijfels of de door de huurder voorgestelde andere winkelformule van een merk uit haar concern met de oppervlakte van slechts 300 m² wel een volledig assortiment kan aanbieden.
  • Bijgewerkt 2 juli 2019. De kantonrechter van de rechtbank Limburg achtte in haar vonnis van 28 oktober 2013 (ECLI:NL:RBLIM:2013:8277) een beroep op de exploitatieverplichting door de verhuurder naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
  • In het kort geding vonnis van de rechtbank Rotterdam van 7 februari 2002 ( ECLI:NL:RBROT:2002:AD8376) werd de maatstaf van de relatieve onmogelijkheid geïntroduceerd.
  • Bijgewerkt 4 juli 2019. Het hof ‘s-Gravenhage achtte in haar arrest van 1 mei 2012 (ECLI:NL:GHSGR:2012:BW4608) zich niet gehouden in kort geding uit te spreken over de exploitatieverplichting. Het hof geeft echter wel ter overweging mee dat de huurder wel te kort lijkt te schieten in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. In kort geding kon de huurder daarom niet worden veroordeeld in nakoming van de exploitatieverplichting.
  • Bijgewerkt 4 juli 2019. De rechtbank Breda besliste in haar vonnis in kort geding van 31 oktober 2007 (ECLI:NL:RBBRE:2007:BB6921) dat de huurder gehouden was de contractuele exploitatieverplichting na te komen.
  • Bijgewerkt 11 juli 2019. De rechtbank Rotterdam heeft in een kortgedingvonnis van 15 september 2016 (ECLI:NL:RBROT:2016:7093) beslist dat ontruiming van een woning was toegestaan, nadat de woning zes maanden op last van de gemeente was gesloten.
  • Bijgewerkt 11 juli 2019.Het hof te Amsterdam besliste in haar arrest 5 april 2016 (ECLI:NL:GHAMS:2016:1308) dat er  geen spoedeisend belang was bij gevorderde ontruiming na ontbinding van de huurovereenkomst ex artikel 7:231 lid 2 BW. In deze kwestie was de woning gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet de sluiting van het gehuurde bevolen voor de duur van drie maanden, met ingang van 3 augustus 2015.
  • Bijgewerkt 11 juli 2019. Als de huurder dan had gezegd toch de huur te betalen tijdens de sluiting door de gemeente, dan zou dit aan de spoedeisendheid niets af hoeven te doen. Dit laatste werd besloten door de rechtbank Midden-Nederland van 9 november 2017 (ECLI:NL:RBMNE:2017:5619).
  • Bijgewerkt 11 juli 2019. Een ontruiming kan niet worden gebaseerd op basis van een dreigende ontruiming op basis van artikel 7:231 lid 2 BW Een dergelijk oordeel werd ook gegeven voor het hof Arnhem-Leeuwarden van 21 september 2018 (ECLI:NL:GHARL:2018:8529).
  • Bijgewerkt 11 juli 2019. Er kan volgens de kantonrechter te ‘s-Hertogenbosch in haar vonnis van 28 november 2018 (ECLI:NL:RBOBR:2018:5908) ook sprake zijn een spoedeisend belang als de voorzieningenrechter besluit de ontruiming te realiseren.
  • Bijgewerkt 11 juli 2019. Het gerechtshof te ‘s-Gravenhage was in haar arrest van 10 januari 2017 (ECLI:NL:GHDHA:2017:5) van oordeel dat ontbinding van de overeenkomst na sluiting door de burgemeester naar redelijkheid en billijkheid niet aanvaardbaar was.
  • Bijgewerkt 11 juli 2019. Het gerechtshof te ‘s-Gravenhage besliste in haar arrest van 12 juni 2018 (ECLI:NL:GHDHA:2018:1349) dat de huurovereenkomst ingevolge artikel 7:231 lid 2 BW buitengerechtelijk kan worden ontbonden.
  • Bijgewerkt 11 juli 2019. Dit hof was in haar arrest van 8 mei 2018 (ECLI:NL:GHDHA:2018:1108) van oordeel dat de verhuurder de huurovereenkomst mocht ontbinden ex artikel 7:231 lid 2 BW
  • Bijgewerkt 13 juli 2019. Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch heeft in haar arrest van 24 januari 2012 (ECLI:NL:GHSHE:2012:BV1717) overwogen  dat uit de wetsgeschiedenis en rechtspraak over dit artikel volgt dat de verhuurder niet hoeft af te wachten wat de uitkomst is van eventuele door de huurder tegen het sluitingsbesluit aangewende bestuursrechtelijke rechtsmiddelen.
  • Bijgewerkt 13 juli 2019. In het arrest van het gerechtshof  ‘s-Gravenhage van 8 december 2009 (ECLI:NL:GHSGR:2009:BK7116) is overwogen dat de verhuurder na sluiting van een pand door de burgemeester bevoegd is om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden.
  • Bijgewerkt 13 juli 2019.De rechtbank Haarlem besliste in haar vonnis van 25 januari 2011 (ECLI:NL:RBHAA:2011:BP2232) dat wegens de sluiting door de burgemeester de verhuurder niet aan hoeft te tonen  dat daadwerkelijk drugs in of vanuit de woning zijn verhandeld, noch dat (anderszins) sprake is van een tekortkoming aan de kant van de huurder.
  • Bijgewerkt 13 juli 2019. Uit het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 27 juli 2017 (ECLI:NL:RBROT:2017:5908) blijkt dat van de verhuurder niet gevergd te worden dat zij treedt in de overwegingen die de burgemeester aan zijn sluitingsbesluit ten grondslag heeft gelegd. Zij mag van de juistheid van een en ander uitgaan, tenzij (nader) blijkt van concrete feiten en omstandigheden die maken dat in redelijkheid moet worden geoordeeld dat het besluit ondeugdelijk is.
  • Bijgewerkt 3 november 2019. Dat het overtreden van een bepaling in het huurcontract niet hoeft te leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst naar de redenering uit het arrest van de Hoge Raad van 28 september 2018 bleek ook uit een uitspraak van de rechtbank te Overijssel van 23 april 2019 (ECLI:NL:RBOVE:2019:1451).
  •  Bijgewerkt 1 december 2019. Het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden heeft in haar arrest van 19 maart 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:2441) een beslissing moeten nemen over de vraag of de partner van een dochter die  zich weer in de huurwoning vestigt, evenals de kinderen van die dochter, onder de personen vallen die rechtsreeks tot het gezin van de huurder behoren.
  • Bijgewerkt 11 december 2019. Dat de verhuurder onrechtmatig gedag van de huurder zich niet hoeft te laten welgevallen en het gedag van de huurder ontbinding van de overeenkomst tot gevolg kan hebben blijkt uit het arrest van het hof te Amsterdam van 9 april 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2019:1201).
  • Bijgewerkt 25 januari 2020. Het gerechtshof te Amsterdam besliste in haar arrest van 9 juli 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2019:2377) dat een in het gehuurde wonende stiefzoon in beginsel als onderdeel van het gezin in de woning mocht wonen, tenzij de huurder er zelf niet meer woonde.
  • Bijgewerkt 9 februari 2020. De rechtbank Amsterdam wees in haar vonnis van 13 augustus 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:6004) in een voorlopige voorziening een vordering van de verhuurder af, die ontruiming van het gehuurde vorderde wegens het niet gebruiken van de huurder van zijn sociale huurwoning als hoofdverblijfplaats.
  • Bijgewerkt 10 februari 2020.  De rechtbank te Amsterdam heeft in haar vonnis van 29 april 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:4075) beslist dat het in artikel 8 EVRM opgenomen recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven, zich in beginsel tegen het (vooraf) vragen van toestemming om in het gehuurde met een partner te mogen samenwonen verzet.
  • Bijgewerkt 24 februari 2020. De huurder die vanuit zijn woning bedrijfsmatig lachgas had verkocht, had volgens een vonnis van de kantonrechter van 9 oktober 2019 (ECLI:NL:RBMNE:2019:4658) van de rechtbank Midden-Nederland de bestemming van het gehuurde (gedeeltelijk) gewijzigd.
  • Bijgewerkt 21 maart 2020. De rechtbank te Rotterdam heeft haar vonnis van 10 oktober 2019 (ECLI:NL:RBROT:2019:8000) in kort geding buitengerechtelijke ontbinding van een woning afgewezen. Er was geen koppeling gemaakt tussen artikel 13b Opiumwet en artikel 7:231 lid 2 BW. Verder was onvoldoende gesteld en bewezen dat er sprake was van een tekortkoming vanwege activiteiten die strafbaar zijn gesteld op grond van de Opiumwet.
  • Bijgewerkt 18 mei 2020. De rechtbank moest in haar vonnis van 12 februari 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:1478) beoordelen of buitengerechtelijke ontbinding mogelijk was wegens sluiting door de burgermeester op grond van beschieting van het gehuurde mogelijk was. Volgens de rechter was buitengerechtelijke ontbinding niet mogelijk.
  • Bijgewerkt 19 mei 2020. De Raad van State heeft een strenge uitleg heeft gegeven aan dezelfde bewoordingen in artikel 174a Gemeentewet, waarnaar artikel 7:231 BW lid 2 verwijst. Zie – in vervolg op eerdere uitspraken – Raad van State 5 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:923: ‘(…) 5.1. Artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet luidt: “De burgemeester kan besluiten een woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te sluiten, indien door gedragingen in de woning of het lokaal of op het erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord.”
  • Bijgewerkt 3 juni 2020. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden besliste in haar kortgedingvonnis van 7 januari 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:132) dat het niet duidelijk zou zijn dat de kantonrechter in een bodemprocedure de buitengerechtelijke ontbinding zou bevestigen op basis van artikel 13b Opiumwet en de buitengerechtelijke ontbinding op basis van artikel 7:231 lid 2 BW.
  • Bijgewerkt 27 augustus 2020. De rechtbank Rotterdam in haar vonnis van 5 april 2011 (ECLI:NL:RBROT:2011:BQ0389) bevestigt dat alleen door sluiting van het gehuurde buitengerechtelijke ontbinding plaats kan vinden.
  • Bijgewerkt 27 augustus 2020. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam besliste echter in haar vonnis van 29 mei 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:4169) dat de verhuurder de gevorderde ontruiming niet kon toewijzen. Een verplichte last tot staking van de exploitatie van de onderneming in het gehuurde betreft niet een sluiting van het gehuurde.
  • Bijgewerkt 27 augustus 2020. Uit het vonnis van  de rechtbank Midden-Nederland van 12 februari 2020 (ECLI:NL:RBMNE:2020:477) bleek dat buitengerechtelijke ontbinding toch plaats kon vinden op een ander moment dat het sluitingsmoment door de burgemeester was bepaald. Door handelingen van de huurder was het sluitingsmoment verplaatst, waardoor de buitengerechtelijke ontbinding eerder plaatsvond dan de feitelijke sluiting van de bedrijfsruimte.
  • Bijgewerkt 27 augustus 2020. De huurder kan zich in alle redelijkheid niet beroepen op verschuiving van het sluitingsmoment in het kader van de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 6 september 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:7167).
  • Bijgewerkt 27 augustus 2020. De verhuurder kan de buitengerechtelijke ontbinding niet inroepen na het moment dat het gehuurde op last van een dwangsom was gesloten. Als het gehuurde, na het moment waarop de gehuurde ruimte gesloten was, weer open mocht zijn, dan kan de huurovereenkomst niet meer buitengerechtelijk worden ontbonden. Dit bleek uit het het arrest van het hof te ‘s-Gravenhage van 15 juli 2005 (ECLI:NL:GHSGR:2005:AU1875).
  • Bijgewerkt 10 januari 2021. De rechtbank Limburg, kantonzaken, heeft in haar vonnis van 12 augustus 2020 (ECLI:NL:RBLIM:2020:5959) beslist dat  wijziging van de bedrijfsvoering, waardoor de overeengekomen omzethuur drastisch daalde, slecht huurderschap met zich mee bracht. Dit rechtvaardigde ontbinding van de overeenkomst.
  • Bijgewerkt 6 februari 2021. Dat de omschrijving van deze verplichting dan van belang is, wordt ondergeschreven in het arrest van het hof te Arnhem-Leeuwarden van 4 augustus 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:6178). In dit verband merkte het hof opnieuw op dat het huurreglement geen kwantitatieve criteria bevat over het minimale verblijf in de woning. Niet was bewezen dat de huurder haar hoofdverblijf niet had gehad in de woning.
  • Bijgewerkt 26 mei 2021. In een aantal uitspraken, waaronder een uitspraak van de rechtbank te Rotterdam van 17 april 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:3677), werd de ontbindingsverklaring voorafgaand aan de sluiting waarmee de huurovereenkomst wordt ontbonden per datum sluiting niet als bezwaar aangemerkt.
  • Bijgewerkt 26 mei 2021. Het hof te ‘s-Gravenhage komt in haar arrest van 20 oktober 2020 (ECLI:NL:GHDHA:2020:1973) eveneens tot het oordeel dat de ontbindingsverklaring ook effect heeft voordat de woning door de gemeente is gesloten.
  • Bijgewerkt 6 juni 2021. Vergelijkbaar met het bezighouden met de hennepteelt wordt de opslag van lachgas in een gehuurde woning en/of een berging bij de woning als een gevaar voor de omwonende aangemerkt. Een dergelijke kwestie deed zich voor in zaak waarin de rechtbank Gelderland in haar vonnis van 15 januari 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:281) uitspraak heeft gedaan. De huurovereenkomst is in deze zaak ontbonden.
  • Bijgewerkt 29 juli 2021. In een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 januari 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:133) werd een situatie besproken waarin de huurder overduidelijk het hoofdverblijf had verplaatst naar India. Geen contractuele verplichting hoofdverblijf, geen slecht huurderschap, geen ontbinding wegens onderverhuring op basis van de tenzij formule van artikel 6:265 BW.
  • Het hof Den Haag besliste in zijn arrest van 3 augustus van 2021 (ECLI:NL:GHDHA:2021:1469) dat de huurder geen verwijt trof van aanwezigheid (kleine) hennepkwekerij in berging.
  • Bijgewerkt 14 oktober 2021. Het gerechtshof besliste ‘s-Hertogenbosch besliste in haar arrest van 1 december 2020 (ECLI:NL:GHSHE:2020:3692) dat vijf “hennepstruiken” van ruim anderhalve meter hoog in achtertuin van huurwoning niet als geringe hoeveelheid voor eigen gebruik gekwalificeerd dient te worden. Het hof wees de vordering tot ontbinding en ontruiming toe.
  • Bijgewerkt 13 februari 2021. Het hof Den Haag besliste in zijn arrest van 3 augustus van 2021 (ECLI:NL:GHDHA:2021:1469) dat de huurder geen verwijt trof van aanwezigheid (kleine) hennepkwekerij in berging.
  • Bijgewerkt 13 februari 2022. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 22 juni 2007 (ECLI:NL:HR:2007:AZ8743) al beslist  dat artikel 7:219 BW geldt voor schade aan het gehuurde zelf.
  • Bijgewerkt 13 februari 2022. Advocaat-generaal Huydecoper heeft in zijn conclusie bij dit arrest van 22 juni 2007 (ECLI:NL:PHR:2007:AZ8743) een beperkte vorm van risicoaansprakelijkheid bepleit, namelijk wanneer sprake is van beschadigen aan het gehuurde door dit gebruik en niet van andere nadelige effecten.
  • Bijgewerkt 16 april 2022. Het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch heeft in zijn arrest van 23 november 2021 (ECLI:NL:GHSHE:2021:3509) bepaald dat de huurder het Opiumbeding in de huurvoorwaarden had overtreden door een verzameling spullen in zijn berging te hebben waarmee een professionele hennepkwekerij kan worden geëxploiteerd.
  • Bijgewerkt 25 april 2022. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in haar vonnis van 15 december 2021 (ECLI:NL:RBZWB:2021:6404) ontbinding van de huurovereenkomst woonruimte en ontruiming toegewezen vanwege prostitutieactiviteiten in de woning. Het belang van een minderjarig kind stond in dit geval niet in de weg aan toewijzing van de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst.
  • Bijgewerkt 28 augustus 2022. De rechtbank Rotterdam heeft in haar vonnis van 1 april 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:2736) een beslissing moeten nemen over de vraag of beide huurders door een contractuele verplichting in het huurcontract een verplichting hebben tot het hoofdverblijf. Concreet ging het hier om de vraag of het niet houden van het hoofdverblijf in het gehuurde voor de andere huurder (dus voor beide huurders) een tekortkoming opleverde, die ontbinding van de overeenkomst zou rechtvaardigen.
  • Bijgewerkt 4 september 2022. Een voorbeeld waarbij de “tenzij formule” van toepassing is verklaard, waardoor de huurovereenkomst niet ontbonden kon worden, wordt gegeven door het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 februari 2022 (ECLI:NL:RBAMS:2022:551). Zoon had drugs in de woning opgeslagen waarvan de huurders naar eigen zeggen niets vanaf wisten. Wel ontruiming van de zoon, niet van de huurders.
  • Bijgewerkt 4 november 2022. De rechtbank Amsterdam wees in haar vonnis van 13 mei 2022 (ECLI:NL:RBAMS:2022:2668) de  huurachterstand wél toe, maar een ontbinding van de huurovereenkomst werd afgewezen in verband met Artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het Kind (20-11-1989, Trb,. 1990,170). De rechter overwoog hierbij dat niet is gesteld en gebleken dat de verhuurder bij het indienen van onderhavige dagvaarding het belang van de kinderen op enigerlei wijze in de besluitvorming had meegenomen.
  • Bijgewerkt 5 november 2022. De rechtbank Oost-Brabant heeft in haar kortgedingvonnis van 6 mei 2022 (ECLI:NL:RBOBR:2022:1827) een  ontruiming toegestaan wegens de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de woning ondanks de aanwezigheid van een minderjarige dochter. De rechter was van oordeel dat artikel 8 EVRM en artikel 3 IVRK de ontruiming niet in de weg stond.
  • Bijgewerkt 8 november 2022. De rechtbank Overijssel diende in haar vonnis van 5 april 2022 (ECLI:NL:RBOVE:2022:1005) zich te buigen over de vraag of een huurder na een brand in een sportschool het gehuurde in juni 2019 de huurovereenkomst buitengerechtelijk kon ontbinden op grond van artikel 7:210 BW. De rechter was van oordeel dat dit mogelijk was.
  • Bijgewerkt 8 november 2022. Buitengerechtelijke ontbinding is mogelijk  wanneer geen sprake meer is van het “verhelpen” van door de brand ontstane gebreken, maar van vervanging van een door brand vergane gebouw  door een nieuw gebouw. Zie arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden, 2 augustus 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BR4022.
  • Bijgewerkt 9 januari 2023.  Door de rechtbank Noord-Holland werd in haar vonnis van 7 september 2022 (ECLI:NL:RBNHO:2022:8016) een huurovereenkomst  met betrekking tot een bedrijfspand ontbonden en de ontruiming toegewezen omdat de huur vrijwel stelselmatig te laat wordt betaald.
  • Bijgewerkt 22 januari 2023. In het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 december 2022 (ECLI:NL:RBZWB:2022:7918) kreeg de huurder nog de mogelijkheid om te bewijzen dat hij het gehuurde wel als hoofdverblijf gebruikte.
  • Bijgewerkt 5 februari 2023. Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch paste in zijn arrest van 28 juni 2022 (ECLI:NL:GHSHE:2022:2091) de “tenzij regel” toe, waardoor de in eerste aanleg eerste toegewezen ontbinding en ontruiming alsnog terug werd gedraaid.
  • Bijgewerkt 12 maart 2023. Vonnis rechtbank Amsterdam van 22 juni 2022 (ECLI:NL:RBAMS:2022:3536). In dat geval ging het om geweld dat was gepleegd door de inwonende kinderen van de huurder, voor wie zij daarom verantwoordelijk was. Dit rechtvaardigde wel ontruiming door de huurder van de woning.
  • Bijgewerkt 12 maart 2023. Geen ontruiming na sluiting door burgemeester. In dezelfde lijn lag ook het vonnis in kort geding van de rechtbank te Rotterdam van 28 september 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:8125). Uit niets was gebleken dat de huurder op welke manier dan ook betrokken was geweest bij de beschieting van zijn woning en de plaatsing van het explosief, anders dan dat deze actie tegen hem gericht leek te zijn.
  • Bijgewerkt 19 maart 2023. Arrest van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:9981). In het beroep werd de mogelijkheid van eisvermeerdering besproken. Tevens werd geoordeeld of de huurderving verminderd diende te worden met de opbrengst uit verhuring. De verhuurder was van mening dat de huurderving los van de huuropbrengst gezien moet worden, omdat die twee zaken los van elkaar gezien moeten worden.
  • Bijgewerkt  15 juli 2023. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 7 juli 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1071) bepaald dat partijen bij een overeenkomst voor de ontbinding van die overeenkomst een regeling kunnen treffen die afwijkt van art. 6:265 lid 1 BW, in het bijzonder van de daarin opgenomen tenzij-bepaling.
  • Bijgewerkt 26 augustus 2023. Het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch heeft in zijn arrest van 18 april 2023 (ECLI:NL:GHSHE:2023:1245) beslist dat, hoewel inmiddels geen sprake meer was van een huurachterstand, het stelselmatig onvolledige en/of te laat betalen een tekortkoming oplevert die de ontruiming van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
  • Bijgewerkt 28 oktober 2023. Volgens het vonnis van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 september 2023 (ECLI:NL:RBZWB:2023:7022) handelde een huurder niet in strijd met een beding om het gehuurde niet onder te mogen verhuren door een aan haar verwante vennootschappen (huurder is een holding van een aantal vennootschappen) op het adres van het gehuurde in te schrijven.
  • Bijgewerkt 12 november 2023. De rechtbank Midden Nederland stond ontruiming van het gehuurde toe in haar kortgedingvonnis van 3 april 2023 (ECLI:NL:RBMNE:2023:1482). De structurele overbewoning en overlast vanuit de woning maakte dat het in hoge mate aannemelijk was dat de ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure zou worden toegewezen.
  • Bijgewerkt 26 november 2023. De rechtbank Oost-Brabant oordeelde in haar kortgedingvonnis van 23 mei 2023 (ECLI:NL:RBOBR:2023:2602) dat niet aannemelijk was geworden dat sprake was van een gebrek waarvoor huurder aansprakelijk was. Daarmee kwam verhuurder geen beroep toe om op de voet van artikel 7:210 BW de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst in te roepen. In het kortgeding wees de rechter daarom de gevorderde ontruiming niet toe.
  • Bijgewerkt 26 november 2023. In het kortgedingvonnis van de rechtbank Midden-Nederland werd op 17 januari 2023 (ECLI:NL:RBMNE:2023:263) ontruiming van woonruimte toegewezen. De verhuurder had de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden op basis van artikel 7:210 BW wegens ontbreken van een omgevingsvergunning.
  • Bijgewerkt 9 december 2023. De rechtbank Amsterdam heeft in haar  kortgedingvonnis van 7 november 2023 (ECLI:NL:RBAMS:2023:7052) beslist dat en gevorderde ontruiming geen doorgang kon ondanks ontdekking van een hennepplantage met 300 hennepplanten.  Hier was sprake van een huurovereenkomst met een huurperiode van ruim 30 jaar. Een deel van de gehuurde ruimte was onderverhuurd aan muzikanten en ondernemingen voor muziek- of zangles. Belangenafweging.
  • Bijgewerkt 6 januari 2024. Dat het geen wet van Meden en Perzen is dat de huurovereenkomst ontbonden kan worden en ontruimd kan worden als er tenminste sprake is van een huurachterstand van 3 maanden blijkt uit een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 31 juli 2023 (ECLI:NL:RBNNE:2023:3178).
  • Bijgewerkt 3 februari 2024. De rechtbank Noord-Nederland heeft in haar vonnis van 16 november 2023 (ECLI:NL:RBNNE:2023:4221) een ontruiming toch toegestaan waarbij minderjarige kinderen betrokken waren. Geen geslaagd beroep op artikel 3 IVRK.
  • Bijgewerkt 4 februari 2024. De rechtbank Noord-Nederland behandelde in een kortgedingvonnis van 25 september 2023 (ECLI:NL:RBNNE:2023:3872) de vraag of een sociale huurwoning ontruimd kon worden wegens de aanwezigheid van een drugslab en betrok artikel 3 IVRK bij deze rechtsvraag. De rechtbank had behoeft aan meer informatie alvorens deze vraag te beantwoorden. De zaak van de rechtbank rechtbank Noord-Holland van 16 november 2023 (ECLI:NL:RBNNE:2023:4221) was een vervolg op deze procedure. Uiteindelijk is de ontruiming toch toegewezen.
  • Bijgewerkt 8 februari 2024. De rechtbank Rotterdam heeft in haar uitspraak van 16 juni 2023 (ECLI:NL:RBROT:2023:5014) en beslissing moeten over de vraag of er sprake was van overbewoning. Broers en zussen die bij de huurders intrekken. Geen tekortkoming huurder; Geen overbewoning.