Opzegging woonruimte wijkt af van algemene wettelijke regeling

Laatst bijgewerkt op 2021-04-24 om 22:52:04

Opzegging woonruimte wijkt af van algemene wettelijke regeling.  De opzegging van huurovereenkomsten die betrekking hebben op de huur van kantoorruimte en opslagruimte is in het algemene gedeelte van de wet met betrekking tot de huurovereenkomst geregeld. Volgens de algemene regelgeving is voor een huurovereenkomst van bebouwde grond die voor bepaalde tijd is gesloten geen opzegging nodig. Blijkens deze regelgeving eindigt de huurovereenkomst met betrekking tot bebouwde grond slechts door opzegging, die voor onbepaalde tijd is gesloten, of de huurovereenkomst die voor onbepaalde tijd is verlengd. (zie artikel 7:228 BW) In het huurcontract kunnen voorwaarden aan de opzegging worden verbonden.

Ten aanzien van de huurovereenkomsten van ligplaatsen en onbebouwde grond (waarop Boek 7 titel 5 BW (pacht) niet van toepassing is) geldt geen specifieke regelgeving. Voor ligplaatsen is er wel een regeling in de maak (april 2021). Kijk voor dit onderwerp naar het onderdeel: “Positie huurder van een ligplaats”. Deze huurovereenkomsten kunnen door opzegging eindigen op een wijze zoals door partijen in de overeenkomst is bepaald. De huurder geniet geen noemenswaardige bescherming. De maximale bescherming die de huurder van een dergelijke huurovereenkomst heeft, moet worden gebaseerd op de redelijkheid en billijkheid. Een verhuurder die de huur van een ligplaats opzegt in verband met ontwikkelingsplannen met betrekking tot het gehuurde, terwijl deze plannen slechts vage plannen betreffen en dus niet concreet zijn vormgegeven, kan tegen de redelijkheid en billijkheid handelen door de huurovereenkomst in dit stadium op te zeggen. Zonder concreet belang zal een vordering tot huurbeëindiging worden afgewezen.

Volgens de algemene regelgeving is voor een huurovereenkomst met betrekking tot onroerende zaken die voor bepaalde tijd is gesloten geen opzegging nodig. Volgens artikel 7:228 lid 2 BW moet de overeenkomst worden opgezegd als deze voor onbepaalde tijd is gesloten, of voor onbepaalde tijd is verlengd. In het huurcontract kan van deze regels worden afgeweken. Contractueel kan worden overeengekomen dat een overeenkomst voor bepaalde tijd ook opgezegd moet worden.

De opzegging van de huurovereenkomst van woonruimte voor bepaalde en onbepaalde tijd is uitdrukkelijk afwijkend van de algemene regelgeving als verwoord in artikel 7:228 lid 1 BW als er sprake is van een huurovereenkomst met betrekking tot zelfstandige woonruimte met een huurperiode van meer dan twee jaar. De overeenkomst moet dan worden opgezegd. Als er sprake is van een huurovereenkomst met een huurperiode van minder dan twee jaar (voor onzelfstandige woonruimte geldt een periode van vijf jaar), dan geldt de algemene regel van artikel 7:228 lid 1 BW, met dien verstande dat de overeenkomst niet opgezegd hoeft te worden, maar de verhuurder moet de huurder wél mededelen dat de huurperiode tot een einde komt. Zie artikel 7:271 lid 1 BW. Er staat niet in de wet dat de huurder afzonder geïnformeerd dient te worden als er sprake is van medehuur. Ik adviseer de mededeling wél afzonderlijk te doen naar de huurder en de medehuurder. Hoewel dit geen wettelijke is eis, maakt dit de mededeling wel zo duidelijk. In dit hoofdstuk wordt de opzegging van woonruimte behandeld