Vrijstelling van betaling voorschot leges

Laatst bijgewerkt op 2020-01-04 om 22:04:04

De voorzitter van de Huurcommissie is bevoegd om vrijstelling van betaling van het voorschot te geven (artikel 7 lid 8 UHW).

Zijn de volgende situaties op de huurder van woonruimte van toepassing?

  1. De huurder ontvangt algemene bijstand;
  2. De huurder ontvangt huurtoeslag en het inkomen ligt op bijstandsniveau ;
  3. De huurder ontvangt huurtoeslag en valt in de laagste inkomenscategorie.

Dan kan de huurder vrijstelling van betaling van leges verzoeken. Dit verzoek kan de huurder binnen vier weken na indiening van het verzoekschrift indienen bij de Huurcommissie via een verzoekschrift vrijstellingen leges. Hierbij treft u een verzoekschrift vrijstelling leges als bijlage aan.

De Huurcommissie informeert de andere partij van het verzoek

Laatst bijgewerkt op 2018-07-25 om 13:26:11

De Huurcommissie brengt de niet-verzoeker van het verzoek op de hoogte en vraagt tevens het voorschot van de vergoeding binnen vier weken te betalen. Verder roept de Huurcommissie in dit bericht de partij die het voorschot dient te betalen op dit tijdig te doen. Als geen van de partijen binnen de vier weken termijn het voorschot heeft betaald wordt de vordering niet behandeld (niet ontvankelijk verklaard). Hetzelfde geldt als de niet verzoeker het voorschot alleen heeft betaald. Als de verzoeker het voorschot alleen heeft betaald wordt er op het verzoekschrift beslist (artikel 7 lid 5 en 6 UHW).

Verschuldigd voorschot door beide partijen

Laatst bijgewerkt op 2021-11-06 om 22:50:42

Het onderscheid tussen verhurende rechtspersonen en natuurlijke personen is vanaf 2019 verdwenen. Dit onderscheid was tot en met 2018 wel gemaakt. Tot en met 2018 betaalde rechtspersonen (zoals stichtingen, verenigingen en bv’s) € 450 bij een aanhangig gemaakte zaak aan leges en natuurlijke personen € 25. In de plaats daarvoor betalen verhuurders één basistarief van € 300. Natuurlijke personen betalen € 25.

Vanaf 1 januari 2019 wordt op grond van de wet (artikel 7 Uhw) een gedifferentieerd legestarief opgelegd aan een verhuurder die binnen een tijdsbestek van drie kalenderjaren twee keer of vaker in het ongelijk wordt gesteld bij een geschil over de aanvangshuur of all-in huren. Wordt die verhuurder tweemaal in die periode in het ongelijk gesteld, dan is het tarief € 700. Wordt die verhuurder driemaal of vaker in die periode in het ongelijk gesteld, dan is het tarief € 1400.

De verhuurders zijn jaarlijks een verhuurderbijdrage verschuldigd voor het werk van de Huurcommissie. Dit is het gevolg van een wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (artikel 8e UHW). De bijdrage geldt voor verhuurders die op 1 januari 2021 meer dan 50 huurwoningen hadden met een huur onder € 752,33  (liberalisatiegrens 2021, 2022:  € 763,47). Verhuurders betalen een vast tarief per woning, waarbij de eerste 50 woningen niet meetellen. Voor 2018 is het tarief € 2,46 per woning. Voor een verhuurder met 100 huurwoningen komt dit neer op de volgende rekensom: (100-(50 woningen))*€ 2,46=€ 123.

De Huurcommissie doet uitspraak over het verzoek en bepaalt uiteindelijk wie van de partijen in het gelijk wordt gesteld. Stelt de Huurcommissie de indiener van het verzoek in het gelijk? Dan krijgt de indiener de betaalde leges na de uitspraak van de Huurcommissie terug. Is de verzoeker in het ongelijk gesteld, dan krijgt deze het geld niet terug. De verhuurder dient zich te realiseren dat het uitlokken van uitspraken door de Huurcommissie een prijzige aangelegenheid kan zijn.

De huurder betaalt voor het aanhangig maken van een zaak € 25, terwijl de verhuurder (rechtspersoon) vooralsnog niets in rekening wordt gebracht. Wordt de huurder vervolgens in het gelijk gesteld, dan krijgt hij de door hem betaalde leges terug. De verhuurder moet dan als de verliezende partij een legesbedrag betalen van € 300 (gedifferentieerd legestarief). De hoogte van dit bedrag verbaast mij enigszins.

Deze kosten zijn immers hoger dan de griffiekosten voor het aanhangig maken van een zaak bij de rechtbank, civiele griffie, kantonzaken! Dit kan dus aardig in de papieren lopen als de verhuurder door een ondoordachte actie door een reeks van zaken bij de Huurcommissie wordt geconfronteerd. Dit geldt eens te meer nu de Huurcommissie laagdrempelig is en huurders snel geneigd zijn deze instantie bij enige onvrede met de gang van zaken te raadplegen. Er bestaat vrijwel geen financieel risico voor de huurder om een procedure voor de Huurcommissie te starten, terwijl een dergelijke procedure voor de verhuurder vanwege het kostenaspect heel onvoordelig uit kan pakken.

Mocht de verhuurder de procedure bij de Huurcommissie hebben verloren, dan zal deze doorgaans worden veroordeeld in betaling van de kosten van de leges.