De wettelijke regeling over de ingeschakelde deskundige

Laatst bijgewerkt op 2020-11-08 om 00:13:22

In artikel 198 RV staat de richtlijn voor de deskundige vermeld. Deze richtlijn is niet van toepassing op de artikel 7:304 BW-procedure. Aspecten van deze richtlijn waaronder artikel 198 Rv worden toch vaak door de rechter analoog op deze procedure van toepassing verklaard. Partijen hebben er immers allebei belang bij dat dat voldoende waarborgen aan de werkwijze van de deskundige zijn verbonden. 
Een aantal regels volgens artikel 198 RV luiden:

– de deskundige moet de opdracht onpartijdig en naar beste weten volbrengen;
– de deskundigen moeten bij hun onderzoek partijen in de gelegenheid stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen (zie rechtsoverweging van het vonnis van 20 april 2012 van de rechtbank Arnhem LJN: BW4428, sector kanton Rechtbank Arnhem, 784794 CV Expl. 11-7618 );
– uit het rapport moet blijken dat de partijen deze gelegenheid is geboden;
– Als een partij een opmerking over het rapport naar de deskundige toestuurt, dan moet daarvan ook een afschrift naar de wederpartij worden gestuurd;
– Partijen moeten hun medewerking aan de deskundige verlenen;
– Het schriftelijk bericht moet door de deskundigen worden gemotiveerd;
– Als de deskundigen het met elkaar niet eens zijn, wordt hiervan melding gemaakt.

De deskundigen dienen in hun advies rekening te houden met vragen en opmerkingen van partijen. Als de deskundigen dit niet doen, dan wordt het risico gelopen dat de kantonrechter zich genoodzaakt zal zien om een nader advies bij andere deskundigen in te winnen. Dat zal het nodige verlies van tijd tot gevolg hebben en de procedure vertragen. Een rechter mag overigens een deskundigenbericht ook aan zijn beslissing ten grondslag leggen indien de deskundigen verzuimd hebben partijen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken. Van belang is dat beide partijen na het deskundigenbericht in ruime mate gelegenheid hebben gehad tot een onderlinge discussie over de inhoud van het deskundigenrapport (HR 12 februari 1993, NJ 1993, 234). Dit wordt ook bevestigd in de conclusie van mr. E.M. Wesseling-van Gent van 15 juni 2001 (ECLI:NL:PHR:2001:AB2174 ).

Als een partij niet wil reageren op het onderzoek van de deskundige, dan kan de rechter op basis van artikel 198 lid 3 Rv de gevolgtrekking maken die hij passend acht.  De rechter mag niet in een artikel 7:303 BW-procedure voorbijgaan aan kritiek op deze rapportage. De rechter mag zich dus niet op het standpunt stellen dat de beurt van een partij voorbij gaat om alsnog in de 7:303 BW-procedure kritiek te hebben op de door een partij neergelegde standpunten, die zijn gebaseerd op deze rapportage.  De procedure ex artikel 198 Rv is immers gescheiden van de artikel 7:303 BW-procedure. Een partij kan zich immers pas later realiseren dat er bepaalde bezwaren kleven aan het rapport. Het zou onjuist zijn om een partij in de 7:303 BW-procedure geen gelegenheid te geven om een van het rapport afwijkend standpunt neer te kunnen leggen.  De partij die dat doet moet natuurlijk het standpunt wel goed motiveren, omdat het rapport van de deskundige wel een aanzienlijke vorm van zeggingskracht heeft. De kantonrechter te Amsterdam nam in haar vonnis van 18 februari 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:1169) dan ook een onjuist standpunt in de overwegingen 12 tot en met 17 van het vonnis in. In deze overwegingen kreeg de verhuurder in de 7:303 BW-procedure niet meer gelegenheid om een afwijkend standpunt ten opzichte van de rapportage neer te leggen, omdat men hierover bij de concept rapportage geen opmerkingen had gemaakt.

Als de deskundige er niet in slaagt (ondeskundigheid, of geen vergelijkbare panden) om een huurprijs te bepalen volgens de criteria van artikel 7:303 BW , dan zal de vordering worden afgewezen. Noot 124

De rechter hoeft zich niet te houden aan het rapport van de deskundigen. De rechter moet zijn afwijking van het rapport wel motiveren. Noot 126

Ook bij niet toepassing van artikel 198 Rv zou toepassing van min of meer dezelfde regels als 198 Rv verwacht kunnen worden in het onderzoek naar vergelijkbare bedrijfsruimte in het kader van een huurprijsvaststelling. Aan een rapport waaraan twijfels rusten omtrent de onafhankelijkheid, kan de aanvrager van dit rapport niet zonder meer een stevig fundament bouwen, waar zijn vordering op dient te rusten.