Verbodsbepalingen tot samenwonen en medehuur

Laatst bijgewerkt op 2018-07-24 om 09:29:10

Door de verhuurder kan samenwoning in de woning door de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 7:266 BW niet worden verboden. Het is goed mogelijk dat een dergelijke bewoning op aanzienlijke bezwaren stuit (bijvoorbeeld bij kamerhuur). De verhuurder kan dan beroep doen op slecht gebruik door de huurder van de woning. Dit betekent dan dat de intrekkende echtgenoot wel de positie van medehuurder krijgt, maar dat de partner (medehuurder) tegelijk toerekenbaar tekortschiet. Zij zijn dan – na verkrijging van het medehuurderschap door de partner van de huurder – beiden hoofdelijk aansprakelijk voor dit tekortschieten.