Laatst bijgewerkt op 2022-05-27 om 23:03:58

Warmteregeling
Geraadpleegd op 27-05-2022.
Geldend van 01-01-2020 t/m heden
Regeling van de Minister van Economische Zaken van 4 september 2013, nr. WJZ/ 13132689, houdende uitvoering van het Warmtebesluit en de Warmtewet (Warmteregeling)

De Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikelen 3, vierde lid, en 4, derde lid, van de Warmtewet en de artikelen 3, tweede lid, 4, vierde lid, en 10, tweede lid, van het Warmtebesluit;

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

–    afleverset: afleverset voor warmte als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet;

–    besluit: Warmtebesluit;

–    kwetsbare consument: een verbruiker voor wie de beëindiging van de levering van warmte zeer ernstige gezondheidsrisico’s tot gevolg zou hebben of voor de huisgenoten van de verbruiker;

–    maximumprijs: prijs die de Autoriteit Consument en Markt op grond van artikel 5, eerste lid, van de wet vaststelt;

–    primair warmtenet: transportnet waarmee warmte vanuit de primaire warmtebron wordt getransporteerd naar een secundair warmtenet of, zonder tussenkomst van een secundair warmtenet, naar de verbruiker;

–    schuldhulpverlening: toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, bedoeld in titel III van de Faillissementswet of ondersteuning van natuurlijke personen door een instantie als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet bij het vinden van een adequate oplossing voor schuldsituaties gericht op de aflossing van schulden;

–    secundair warmtenet: van het primaire warmtenet door middel van een onderstation of warmteoverdracht station afgescheiden deel van het warmtenet ten behoeve van transport van warmte aan verbruikers;

–    storing: iedere onderbreking van de levering van warmte, met uitzondering van voorziene onderbrekingen als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de wet en contractueel overeengekomen onderbrekingen van de levering van warmte;

–    wet: Warmtewet.

 

§ 2. Tariefregulering

§ 2.1. Vaste kosten van levering van warmte

Artikel 2

1.   Voor het vaststellen van het gebruiksonafhankelijke deel van de maximumprijs voor levering van warmte, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het besluit, wordt bij het berekenen van het verschil in gebruikskosten uitgegaan van:

a.   door de Autoriteit Consument en Markt vastgestelde gemiddelde jaarlijkse kapitaals- en operationele kosten van een cv-ketel voor de levering van ruimteverwarming en tapwater;

b.   door de Autoriteit Consument en Markt vastgestelde gemiddelde jaarlijkse kapitaals- en operationele kosten van een afleverset voor de levering van ruimteverwarming en tapwater;

c.   een door de Autoriteit Consument en Markt vastgestelde vermogenskostenvoet, waarbij wordt uitgegaan van een redelijk rendement dat in het economisch verkeer gebruikelijk is.

 

2.   Voor het vaststellen van het gebruiksonafhankelijk deel van de maximumprijs voor levering van warmte, bedoeld in artikel 3, derde lid, van het besluit, wordt uitgegaan van:

a.   een basistarief voor aansluitingen voor levering van warmte met een vermogen tot 3 kilowatt (BTw) van € 245,27 inclusief BTW;

b.   een opslag per kilowatt extra vermogen van de aansluiting voor de levering van warmte (Ow >3 kW) van € 62,06 inclusief BTW per kilowatt extra vermogen van de aansluiting.

 

3.   Bij het berekenen van de opslag aan een verbruiker met een centrale aansluiting voor de levering van warmte met een vermogen van meer dan 100 kilowatt, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van het besluit, wordt uitgegaan van:

a.   gemiddelde jaarlijkse vaste kosten van het transport, de levering en de aansluiting van gas van een aansluiting voor gas met een vermogen van 1.000 kilowatt (VKg) en de meetkosten van een G100 aansluiting van € 3874,00 exclusief BTW;

b.   door de Autoriteit Consument en Markt vastgestelde gemiddelde jaarlijkse kapitaals- en operationele kosten van een cv-ketel met een vermogen van 1.000 kilowatt voor de levering van ruimteverwarming en tapwater uitgaande van:

i.    onderhoudskosten van een cv-ketel van 3 procent van de investeringskosten, en

ii.   een door de Autoriteit Consument en Markt vastgestelde vermogenskostenvoet gelijk aan de vermogenskostenvoet, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c;

c.   meetkosten voor een G100 gasaansluiting die zijn opgenomen in het bedrag, genoemd in onderdeel a;

d.   door de Autoriteit Consument en Markt vastgestelde gemiddelde jaarlijkse kapitaals- en operationele kosten van een afleverset voor een vermogen van 1.000 kilowatt voor de levering van ruimteverwarming en tapwater uitgaande van:

i.    onderhoudskosten van een afleverset van 2 procent van de investeringskosten, en

ii.   een door de Autoriteit Consument en Markt vastgestelde vermogenskostenvoet gelijk aan de vermogenskostenvoet, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c;

e.   door de Autoriteit Consument en Markt vastgestelde meetkosten voor het gebruik van warmte op basis van het gewogen gemiddelde van de meettarieven voor G6 aansluitingen van de gasmeter van de netbeheerders van de gastransportnetten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het besluit onder GKg.

 

4.   De in dit artikel genoemde bedragen worden jaarlijks gecorrigeerd op basis van de relatieve wijziging van de consumentenprijsindex waarbij het jaar 2017 geldt als referentiejaar.

§ 2.2. Variabele kosten van levering van warmte

Artikel 3

1.   Voor het vaststellen van het gebruiksafhankelijk deel van de maximumprijs voor levering van warmte, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het besluit, wordt bij de bepaling van het brandstofrendement van de warmteproductie gebruik gemaakt van de volgende factoren:

a.   warmtevraag voor ruimteverwarming als deel van de totale warmtevraag (VR), dat wordt vastgesteld op 0,79;

b.   warmtevraag voor warm tapwater als deel van de totale warmtevraag (VT), dat wordt vastgesteld op 0,21;

c.   gemiddeld opwekrendement voor ruimteverwarming (ηruimte), dat wordt vastgesteld op 0,94;

d.   gemiddeld warm tapwater rendement (ηtap), dat wordt vastgesteld op 0,68.

 

2.   Voor het vaststellen van het gebruiksafhankelijk deel van de maximumprijs voor levering van warmte, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het besluit, wordt gebruik gemaakt van een bovenwaarde van de verbrandingswaarde van aardgas van 0,03517 GJ/Nm3 (CVg).

§ 2.3. Vaste kosten van levering van koude met behulp van systemen als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de wet

Artikel 3a

1.   Voor het vaststellen van de maximumprijs die door een leverancier aan een verbruiker in rekening mag worden gebracht voor de levering van koude, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, onderdeel b, van het besluit, wordt uitgegaan van:

a.   een basistarief voor aansluitingen voor de levering van koude (BTk) van € 222,50 inclusief BTW, en

b.   een opslag per kilowatt extra vermogen van de aansluiting voor de levering van koude (Ok>2kW) van € 54,11 inclusief BTW.

 

2.   De in dit artikel genoemde bedragen worden jaarlijks gecorrigeerd op basis van de relatieve wijziging van de consumentenprijsindex waarbij het jaar 2017 geldt als referentiejaar.

§ 2.4. Kosten van de afleverset

Artikel 3b

1.   De kenmerkende functionaliteiten van de categorieën afleversets, bedoeld in artikel 5b, eerste lid, van het besluit, zijn:

a.   een individuele afleverset voor warmte voor alleen ruimteverwarming heeft een vermogen van 25 kilowatt en geen warmtewisselaar;

b.   een collectieve afleverset voor warmte voor alleen ruimteverwarming heeft een vermogen van 100 kilowatt en geen warmtewisselaar;

c.   een individuele afleverset voor warmte voor alleen verwarming van tapwater heeft een CW-waarde van 4 en geen elektronische regeling van de temperatuur van het tapwater;

d.   een collectieve afleverset voor warmte voor alleen verwarming van tapwater heeft geen elektronische regeling van de temperatuur van het tapwater en kan een hoeveelheid tapwater leveren die overeenkomt met een CW-waarde van 4, waarbij ervan uitgegaan wordt dat niet alle verbruikers gelijktijdig een hoeveelheid tapwater nodig hebben die overeenkomt met CW-waarde 4;

e.   een individuele gecombineerde afleverset voor warmte voor ruimteverwarming en verwarming van tapwater heeft een vermogen van 25 kilowatt, geen warmtewisselaar voor de ruimteverwarming, een CW-waarde van 4 en geen elektronische regeling van de temperatuur van het tapwater;

f.   een collectieve gecombineerde afleverset voor warmte voor ruimteverwarming en verwarming van tapwater heeft een vermogen van 100 kilowatt, geen warmtewisselaar voor de ruimteverwarming, geen elektronische regeling van de temperatuur van het tapwater en kan een hoeveelheid tapwater leveren die overeenkomt met een CW-waarde van 4, waarbij ervan uitgegaan wordt dat niet alle verbruikers gelijktijdig een hoeveelheid tapwater nodig hebben die overeenkomt met CW-waarde 4.

 

2.   De Autoriteit Consument en Markt kan de aanvullende functionaliteiten van afleversets, bedoeld in artikel 5b, tweede lid, van het besluit, uitsluitend vaststellen op basis van de volgende elementen:

a.   de mate waarin het vermogen van de afleverset afwijkt van het vermogen, genoemd in het eerste lid;

b.   de mate waarin de CW-waarde bij een individuele afleverset afwijkt van de CW-waarde, genoemd in het eerste lid;

c.   de mate waarin de hoeveelheid geleverde tapwater bij een collectieve afleverset afwijkt van de hoeveelheid die overeen komt met een CW-waarde van 4, waarbij ervan uitgegaan wordt dat niet alle verbruikers gelijktijdig een hoeveelheid tapwater nodig hebben die overeenkomt met CW-waarde 4;

d.   de aanwezigheid van een warmtewisselaar voor de ruimteverwarming;

e.   de aanwezigheid van een elektronische regeling van de temperatuur van het tapwater.

 

§ 3. Informatie over tarieven en voorwaarden voor een aanbod als bedoeld in artikel 5a, eerste lid, van de wet

Artikel 3c

De transparante informatie over de omschrijving van hetgeen wordt geleverd, bedoeld in artikel 5c, derde lid, onderdeel b, van het besluit, omvat in ieder geval informatie over:

a.   de temperatuur van de geleverde warmte waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen warmte ten behoeve van:

i.    ruimteverwarming, en

ii.   verwarming van tapwater;

b.   indien de minimale temperatuur van de geleverde warmte kan verschillen, wanneer de verbruiker welke temperatuur warmte geleverd krijgt;

c.   indien warmte wordt geleverd van een temperatuur lager dan 70°C, wat de gevolgen zijn voor het comfortniveau voor de verbruiker, waaronder onder andere:

i.    of de geleverde warmte op basis van de door de verbruiker opgegeven kenmerken van de woon-of bedrijfsruimte en de binneninstallatie direct geschikt is voor het verwarmen van tapwater tot een temperatuur die voldoet aan de norm bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012, en

ii.   indien de geleverde warmte niet direct geschikt is voor ruimteverwarming of het verwarmen van tapwater tot een temperatuur die voldoet aan de norm bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012, een indicatie van de kosten die de verbruiker extra moet maken ten behoeve van ruimteverwarming of de verwarming van tapwater tot deze temperatuur;

d.   de opwekkingsbron van de warmte die geleverd zal worden, wanneer dit bij de wijze van aanprijzing en de keuze die de verbruiker zou maken, van belang is, en

e.   de diensten verbonden aan de levering van warmte.

 

Artikel 3d

1.   De transparante informatie over de prijs waarvoor geleverd zal worden, bedoeld in artikel 5c, derde lid, onderdeel c, van het besluit, omvat in ieder geval op duidelijke en begrijpelijke wijze informatie over:

a.   de opbouw van het tarief, inclusief alle toeslagen en belastingen, waarin in ieder geval wordt weergegeven:

i.    wat het gebruiksafhankelijk deel is;

ii.   wat het gebruiksonafhankelijk deel is, en

iii.  indien in de prijs kortingen zijn verwerkt:

1°. voor ieder jaar van de looptijd van de overeenkomst op welke wijze de korting in het jaarbedrag tot uitdrukking komt;

2°. wat er gebeurt met het jaarbedrag wanneer de kortingsactie afloopt, en

3°. de voorwaarden waaronder van de korting gebruik kan worden gemaakt, en

b.   het soort tarief, en

i.    indien er sprake is van een vast tarief:

1°. wat de looptijd is van het tarief, en

2°. wat er gebeurt met het tarief na afloop van de looptijd van het vaste tarief, en

ii.   indien er sprake is van een variabel tarief:

1°. in welke gevallen het tarief kan worden aangepast;

2°. hoe vaak een wijziging kan plaatsvinden gedurende de looptijd van de overeenkomst, en

3°. wat de gevolgen van de prijswijziging, op basis van het persoonlijk verbruik van de verbruiker, zijn voor de het geschatte jaarbedrag en het te betalen voorschot.

 

2.   Indien een leverancier de prijs waarvoor geleverd wordt, bedoeld in artikel 5c, derde lid, onderdeel c, van het besluit, wijzigt, informeert hij de verbruiker hier uiterlijk 1 maand voordat de tariefwijziging wordt geëffectueerd persoonlijk en schriftelijk over.

Artikel 3e

1.   De transparante informatie over het opzeggen van de overeenkomst, bedoeld in artikel 5c, derde lid, onderdeel d, van het besluit, bevat in ieder geval:

a.   de voorwaarden waaronder de overeenkomst door de verbruiker of leverancier kan worden beëindigd, en

b.   indien er bij een tussentijdse opzegging van een overeenkomst voor bepaalde tijd een opzegvergoeding verschuldigd is, de hoogte van deze opzegvergoeding.

 

2.   Een leverancier informeert een verbruiker schriftelijk en uiterlijk 2 maanden voor het aflopen van de overeenkomst over het opzeggen van een overeenkomst of het aflopen van een overeenkomst voor bepaalde tijd.

Artikel 3f

1.   De persoonlijke situatie van de verbruiker, bedoeld in artikel 5c, eerste lid, van het besluit, is gebaseerd op het meest recent beschikbare verbruik van de verbruiker.

2.   Indien de leverancier deze gegevens niet kan achterhalen en de verbruiker deze informatie niet kan of wil verstrekken maakt de leverancier een schatting op basis van door de verbruiker ingevulde kenmerken.

§ 4. Compensatie bij ernstige storingen en afsluitbeleid

Artikel 4

1.   Als ernstige storing als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, van de wet wordt aangemerkt een storing die langer duurt dan 8 uur.

2.   De hoogte van de financiële compensatie per aansluiting van een verbruiker bedraagt EUR 35,– bij een storing met een duur van 8 tot 12 uur, vermeerderd met EUR 20,– voor elke volgende aaneengesloten periode van 4 uur.

3.   Een storing:

a.   in een primair warmtenet van een leverancier of netbeheerder vangt voor alle verbruikers die zijn aangesloten op het door de storing getroffen primaire warmtenet aan op het tijdstip van ontvangst van de eerste melding van een storing of, indien melding niet plaatsvindt of dit eerder is, het tijdstip van vaststelling van de storing door de leverancier of de netbeheerder;

b.   in een secundair warmtenet van een leverancier of netbeheerder vangt voor alle verbruikers die zijn aangesloten op het door de storing getroffen secundaire warmtenet aan op het tijdstip van ontvangst van de eerste melding van een storing of, indien melding niet plaatsvindt of dit eerder is, het tijdstip van vaststelling van de storing door de leverancier of de netbeheerder;

c.   in een inpandig leidingstelsel van een gebouweigenaar vangt voor alle verbruikers die zijn aangesloten op het door de storing getroffen inpandig leidingstelsel aan op het tijdstip van ontvangst van de eerste melding van een storing of, indien melding niet plaatsvindt of dit eerder is, het tijdstip van vaststelling van de storing door de leverancier, de netbeheerder of de gebouweigenaar, of

d.   in een aansluiting of een afleverset die eigendom is van een leverancier of netbeheerder vangt voor de getroffen verbruiker aan op het tijdstip van de eerste melding van de storing of, indien melding niet plaatsvindt of dit eerder is, het tijdstip van vaststelling van de storing door de leverancier of de netbeheerder.

 

4.   De tijdsduur van de storing waarvoor compensatie moet worden uitgekeerd wordt voor de door de storing getroffen verbruikers bepaald als de tijdsduur tussen:

a.   het tijdstip van aanvang van de storing, en

b.   het tijdstip waarop, door middel van een controle door de leverancier of netbeheerder, is vastgesteld dat de storing is hersteld voor alle getroffen verbruikers.

 

5.   Voor het bepalen van het tijdstip waarop de storing is hersteld voor alle getroffen verbruikers kan onderscheid worden gemaakt tussen:

a.   de verbruikers die zijn aangesloten op het door de storing getroffen primaire net;

b.   de verbruikers die zijn aangesloten op het door de storing getroffen secundaire net;

c.   de verbruikers die zijn aangesloten op het door de storing getroffen inpandig leidingstelsel van de gebouweigenaar, of

d.   de verbruiker van de door de storing getroffen aansluiting of afleverset.

 

6.   De compensatie wordt door de leverancier binnen zes maanden na het herstel van de onderbreking betaald.

Artikel 4a

Met een extreme situatie die niet aan de leverancier of netbeheerder kan worden toegerekend wordt bedoeld een niet te voorziene gebeurtenis of situatie die:

a.   redelijkerwijs buiten de controle van een netbeheerder of leverancier ligt en niet te wijten is aan een fout van een netbeheerder of leverancier;

b.   zo weinig voorkomt dat het oneconomisch zou zijn om daarmee rekening te houden in de reguleringssystematiek, en

c.   niet beïnvloed kan worden door de netbeheerder of leverancier.

 

Artikel 5

1.   Een leverancier beëindigt de levering van warmte aan een verbruiker niet wegens wanbetaling voordat de procedure, opgenomen in het tweede tot en met vierde lid, is gevolgd.

2.   Indien een verbruiker niet binnen de gestelde termijn een vordering tot betaling van een leverancier voldoet, doet de desbetreffende leverancier de verbruiker ten minste eenmaal een schriftelijke herinnering daaromtrent toekomen.

3.   De leverancier:

a.   wijst de verbruiker bij die herinnering op de mogelijkheden voor schuldhulpverlening;

b.   biedt bij de herinnering aan met schriftelijke toestemming van de verbruiker de contactgegevens van de verbruiker, diens klantnummer, en informatie over de hoogte van diens schuld aan een instantie ten behoeve van schuldhulpverlening te verstrekken, tenzij de verbruiker geen natuurlijk persoon is;

c.   vermeldt bij de herinnering dat de verbruiker niet wordt afgesloten indien de artikelen 6 of 7, tweede lid, van toepassing zijn.

 

4.   De leverancier spant zich in om in persoonlijk contact te treden met de verbruiker teneinde deze te wijzen op mogelijkheden om betalingsachterstanden te voorkomen en te beëindigen.

5.   Indien een verbruiker niet heeft gereageerd op het aanbod, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, verstrekt de leverancier de contactgegevens van de verbruiker, diens klantnummer en informatie over de hoogte van diens schuld aan een instantie ten behoeve van schuldhulpverlening, tenzij de kleinverbruiker geen natuurlijk persoon is.

Artikel 6

1.   Een leverancier beëindigt de levering van warmte aan een kwetsbare consument niet, tenzij:

a.   de kwetsbare consument hierom verzoekt;

b.   er sprake is van fraude of misbruik door de kwetsbare consument;

c.   de onveiligheid van de installatie beëindiging van de levering noodzakelijk maakt;

d.   de overeenkomst voor de levering van warmte aan de kwetsbare consument afloopt;

f.   er sprake is van wanbetaling en de kwetsbare consument niet binnen een redelijke termijn een verklaring van een arts die geen behandelend arts van de betrokkene is, kan overleggen om de zeer ernstige gezondheidsrisico’s aan te tonen.

 

2.   Een leverancier draagt er zorg voor dat de levering aan een kwetsbare consument die wegens wanbetaling is beëindigd, wordt hervat indien de kwetsbare consument een verklaring van een arts die geen behandelend arts van de betrokkene is, overlegt om de zeer ernstige gezondheidsrisico’s aan te tonen.

Artikel 7

1.   Onverminderd de artikelen 5 en 6, is dit artikel van toepassing in de periode van 1 oktober tot 1 april van enig jaar.

2.   Een leverancier beëindigt de levering van warmte aan een kleinverbruiker niet, tenzij:

a.   de verbruiker hierom verzoekt;

b.   er sprake is van fraude of misbruik door de verbruiker;

c.   de onveiligheid van de installatie beëindiging van de levering noodzakelijk maakt;

e.   de overeenkomst voor de levering van warmte van de verbruiker met de leverancier afloopt;

f.   op grond van het derde lid de levering van warmte wegens wanbetaling kan worden beëindigd.

 

3.   Een leverancier kan de levering van warmte aan een verbruiker beëindigen wegens wanbetaling, tenzij:

a.   de verbruiker binnen een door de leverancier vast te stellen redelijke termijn na de herinnering, bedoeld in artikel 5, tweede lid, een bewijs overlegt dat hij heeft verzocht om schuldhulpverlening, totdat op dat verzoek negatief is beslist;

b.   de vordering van de leverancier binnen een redelijke termijn betrokken wordt bij een lopend traject van schuldhulpverlening aan de verbruiker;

c.   toepassing dient te worden gegeven aan artikel 5, vijfde lid, en binnen een redelijke termijn nadat toepassing is gegeven aan dat lid de vordering van de leverancier is betrokken bij een traject van schuldhulpverlening.

 

4.   Een leverancier draagt er zorg voor dat de levering van warmte aan een verbruiker die wegens wanbetaling is beëindigd, wordt hervat indien de verbruiker een bewijs overlegt:

a.   dat hij heeft verzocht om schuldhulpverlening, totdat op dat verzoek negatief is beslist of totdat de schuldhulpverlening eindigt;

b.   dat de vordering van de leverancier wordt betrokken bij een lopend traject van schuldhulpverlening aan de verbruiker.

 

5.   De uitzonderingsgronden, bedoeld in het derde lid, onderdelen a en b, zijn niet van toepassing indien de schuldhulpverlening aan de verbruiker eindigt of indien de verbruiker de verplichtingen ten aanzien van de schuldhulpverlening niet nakomt.

§ 4a. Rapportage duurzaamheid

Artikel 7a

1.   De beschrijving van het warmtenet, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van het besluit, omvat voor ieder warmtenet tenminste informatie over:

a.   de gebiedsafbakening voor het warmtenet;

b.   het aantal en type warmtebronnen waarmee het warmtenet wordt gevoed, en

c.   het aantal en type verbruikers aangesloten op het warmtenet.

 

2.   De informatie over de energieprestatie en de CO2-prestaties van de geleverde warmte over het verslagjaar, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel b, van het besluit, bevat tenminste informatie over:

a.   de CO2 emissie in kg per eenheid geleverde warmte in GJ;

b.   de primaire fossiele energie-inzet per eenheid geleverde warmte;

c.   het aandeel hernieuwbare warmte in de geleverde warmte, en

d.   de mate waarin het warmtenet voldoet aan de definitie voor efficiënte stadsverwarming en -koeling volgend uit artikel 2, lid 41, van Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315).

 

3.   De informatie over de energiebalans, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel c, van het besluit, bevat tenminste informatie over:

a.   de omvang van de primaire fossiele energie die wordt ingezet ten behoeve van de productie en levering van warmte;

b.   de omvang van de hernieuwbare energie die wordt ingezet ten behoeve van de productie en levering van warmte;

c.   de omvang van de restwarmte die wordt ingezet ten behoeve van de productie en levering van warmte;
de omvang van de hulpenergie die wordt ingezet ten behoeve van de productie en levering van warmte;

d.   de omvang van de warmteproductie;

e.   de omvang van de warmtelevering, en

f.   de omvang van het warmteverlies.

 

4.   De informatie over de energieprestatie en de CO2-prestaties van de geleverde warmte en de energiebalans wordt vastgesteld met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model.

§ 4b. Overleg over toegang voor producenten tot warmtenetten

Artikel 7b

In het leveringsprofiel, bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel d, van het besluit, wordt in ieder geval vermeld:

a.   hoeveel GJ warmte een producent maandelijks en jaarlijks verwacht te kunnen invoeden op een warmtenet;

b.   een onderbouwing van het onder a bedoelde aantal GJ;

c.   de temperatuur van de warmte die de producent verwacht te kunnen invoeden op een warmtenet;

d.   indien de verwachte leveringstemperatuur varieert, wanneer welke temperatuur geleverd kan worden;

e.   de warmtebron waarmee de te leveren warmte wordt opgewekt, en

f.   de verwachte duurzaamheid van de warmtebron waarmee de te leveren warmte wordt opgewekt.

 

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 8

De vergoeding die verschuldigd is op grond van artikel 20, eerste lid, van de wet voor het verlenen van een vergunning is € 500,– en voor het verkrijgen van toestemming is € 500,–.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 10

Deze regeling wordt aangehaald als: Warmteregeling.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

 

 

 

’s-Gravenhage, 4 september 2013

 

De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp