RV – Eerste boek – Titel 2 – afdeling 1 – Artikel 87 (mondelinge behandeling)

Laatst bijgewerkt op 2019-10-02 om 22:17:28

1.De rechter kan, op verzoek van partijen of van een van hen dan wel ambtshalve, in alle gevallen en in elke stand van het geding een monde-linge behandeling bevelen.

2. Tijdens de mondelinge behandeling stelt de rechter partijen in de gelegenheid hun stellingen toe te lichten en kan de rechter:

a. partijen verzoeken hem inlichtingen te geven,

b. partijen gelegenheid geven hun stellingen nader te onderbouwen,

c. een schikking beproeven,

d. met partijen overleggen hoe het vervolg van de procedure zal verlopen, en

e. die aanwijzingen geven of die proceshandelingen bevelen die hij geraden acht, voor zover de rechter dit in overeenstemming acht met de eisen van een goede procesorde.

3. Met voorafgaande toestemming van de rechter kunnen tijdens de mondelinge behandeling getuigen en partijdeskundigen worden gehoord. De negende afdeling van de tweede titel is van overeenkomstige toepassing, onverminderd artikel 284, eerste lid.

4. Voor zover mogelijk bericht de griffier partijen tevoren over het doel van de mondelinge behandeling. Partijen verschijnen op de mondelinge behandeling in persoon of bij gemachtigde. In zaken waarin zij niet in persoon kunnen procederen, verschijnen zij bij advocaat. De rechter kan verschijning in persoon bevelen.

5. Partijen die op de mondelinge behandeling in persoon verschijnen, mogen zich laten bijstaan door hun gemachtigde. In zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, is de gemachtigde een advocaat.

6. Onverminderd artikel 85, worden processtukken en andere stukken zoveel mogelijk onmiddellijk bij dagvaarding dan wel conclusie van antwoord en tot uiterlijk tien dagen voor de mondelinge behandeling in het geding gebracht, tenzij de wet een andere termijn voorschrijft. Stukken die na die termijn of ter zitting in het geding worden gebracht, worden door de rechter buiten beschouwing gelaten, tenzij de goede procesorde zich daartegen verzet.

7. Indien met het oog op de mondelinge behandeling een bevel als bedoeld in artikel 22 wordt gegeven, moeten de stukken uiterlijk op een door de rechter te bepalen dag vóór de datum van de mondelinge behandeling zijn ingediend en aan de wederpartij ter beschikking zijn gesteld.

8. Heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden, dan biedt de rechter voordat hij over de zaak beslist, aan partijen desverlangd gelegenheid hun standpunt mondeling uiteen te zetten.