Laatst bijgewerkt op 2024-10-19 om 14:49:22
Versie geldend voor procedures gestart tot en met 31 december 2024
1 De rechter kan op verzoek van een partij of ambtshalve, vergezeld van de griffier, een plaatselijke gesteldheid opnemen of zaken bezichtigen die niet of bezwaarlijk ter zitting kunnen worden overgebracht.
2 Het daartoe strekkende vonnis vermeldt de plaats of de zaak welke in ogenschouw moet worden genomen, bepaalt de tijd van de plaatsopneming, de tijd en de plaats van de bezichtiging, de termijn waarbinnen het van de verrichting op te maken proces-verbaal ter griffie moet zijn neergelegd, alsmede de dag waarop de zaak weer op de rol zal komen.
3 De rechter heeft voor het doen van een plaatsopneming of een bezichtiging als bedoeld in het eerste lid, toegang tot elke plaats. Op het proces-verbaal als bedoeld in het tweede lid, zijn de artikelen 10 en 11, tweede lid, van de Algemene wet op het binnentreden van overeenkomstige toepassing.
4 Partijen worden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken of verzoeken te doen. Uit het proces-verbaal moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan. Van de inhoud van de opmerkingen of verzoeken wordt in het proces-verbaal melding gemaakt. Het proces-verbaal wordt door de rechter die de verrichting heeft gedaan, en door de griffier ondertekend. De rechter kan ter plaatse getuigen horen. De vierde paragraaf van deze afdeling is, behoudens artikel 170, hierop van toepassing.
5 De rechter kan zich tot de uitoefening van de in dit artikel toegekende bevoegdheden buiten zijn rechtsgebied begeven.
6 De reis- en verblijfkosten van de rechter en de griffier komen ten laste van de Staat.
Versie geldend voor procedures gestart vanaf 1 janauri 2025
1. Als de rechter het verzoek tot het horen van getuigen toestaat, bepaalt hij de plaats, de dag en het uur waarop het voorlopig getuigenverhoor zal plaatshebben. De bepalingen over het getuigenverhoor zijn op het voorlopig getuigenverhoor van overeenkomstige toepassing.
2. Als de rechter het verzoek toestaat zonder dat een mondelinge
behandeling heeft plaatsgevonden, gaat de rechter, voordat hij overgaat tot het houden van het voorlopig getuigenverhoor, eerst na of de verzoeker heeft voldaan aan de verplichting bedoeld in artikel 198, tweede lid.
3. Verschijnt de wederpartij bij het verhoor van getuigen ter zitting, dan bepaalt de rechter na afloop daarvan op haar verzoek de plaats waar en
het tijdstip waarop het voorlopig getuigenverhoor voor tegenbewijs kan plaatsvinden.
4. Als een getuige aannemelijk maakt dat de verzoeker met het voorlopig getuigenverhoor inlichtingen van hem wenst te verkrijgen voor een tegen hem in te stellen vordering, houdt de rechter het verhoor met inachtneming van de bepalingen die van toepassing zijn op het verhoor van de partij als getuige. Hiervan wordt melding gemaakt in het procesverbaal.