Noot 104

Ktr. Utrecht 28 november 1980, WR 1983, 51.
Partijen (verloofden) hadden slechts enkele weken samengewoond toen de huurder plotseling overleed. Toch viel uit de omstandigheden het voornemen af te leiden om een duurzame gemeenschappelijke huishouding te voeren.
Pres. Rb. Amsterdam 24 februari 1983, WR 1983, 39.
Huisgenoot, kennelijk op leeftijd, trekt in bij eveneens op leeftijd zijnde huurster. Men woont samen, maar de huisgenoot heeft haar eigen (huur)woning wel aangehouden. Huurster overlijdt na ca. 1,5 jaar.
Ktr. Amsterdam 17 juli 1986, WR 1986, 108.
Samen maaltijden gebruiken en bezoek ontvangen wijst op duurzame gemeenschappelijke huishouding.

HR 6 maart 1992, NJ 1992, 359
Zoons keren, na afstuderen, in het kennelijk zeer ruime huurhuis van hun moeder terug. Rechtbank: geen duidelijke aanwijzingen dat zoons duurzaam willen blijven wonen, of werkelijk een gemeenschappelijke huishouding. Geen duurzame gemeenschappelijke huishouding.