Wetboek van burgerlijke rechtsvordering – Eerste boek – Titel 2 – afdeling 2 -Artikel 94

Laatst bijgewerkt op 2019-07-20 om 15:20:29

  1. Indien een zaak meer dan één vordering als bedoeld in artikel 93 onder a en b betreft, is voor de toepassing van dat artikel beslissend het totale beloop of de totale waarde van deze vorderingen.
  2. Indien een zaak meer vorderingen betreft en tenminste één daarvan een vordering is als bedoeld in artikel 93 onder c of d, worden deze vorderingen alle door de kantonrechter behandeld en beslist, voor zover de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet.
  3. In het geval van zaken in conventie en in reconventie, waarvan er tenminste één een vordering betreft als bedoeld in artikel 93 onder c of d, is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.
  4. In het geval van een hoofdzaak en een zaak in vrijwaring, waarvan er tenminste één een vordering betreft als bedoeld in artikel 93 onder c of d, worden deze vorderingen alle door de kantonrechter behandeld en beslist.

RV – Eerste boek – Titel 1 – afdeling 3 – Artikel 31

Laatst bijgewerkt op 2019-10-10 om 21:22:40

1.   De rechter verbetert te allen tijde op verzoek van een partij of ambtshalve in zijn vonnis, arrest of beschikking een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. De rechter gaat niet tot de verbetering over dan na partijen in de gelegenheid te hebben gesteld zich daarover uit te laten.

2.   De verbetering wordt op een door de rechter nader te bepalen dag uitgesproken en wordt met vermelding van deze dag en van de naleving van de tweede volzin van het eerste lid op de minuut van het vonnis, het arrest of de beschikking gesteld.

3.   Van de verbeterde minuut verstrekt de griffier op de dag van de uitspraak aan de in de oorspronkelijke procedure verschenen partijen een afschrift, zo nodig opgemaakt in executoriale vorm. Een eerder verstrekt afschrift opgemaakt in executoriale vorm verliest hierdoor zijn kracht. De partij die in het bezit is van een afschrift als bedoeld in de vorige zin, geeft dit af aan de griffier. Was de executie reeds aangevangen, dan kan deze met inachtneming van de verbetering worden voortgezet op grond van een na de verbetering afgegeven afschrift opgemaakt in executoriale vorm.

4.   Tegen de verbetering of de weigering daarvan staat geen voorziening open.