Laatst bijgewerkt op 2018-07-22 om 12:12:56
Het is in het kader van de wettelijke regeling ex artikel 7:304 BW niet wettelijk vereist om een discussie en/of een onderbouwing van de gewenste huurprijs te voeren voorafgaande aan het verzoek aan de rechter tot benoeming van een gezamenlijk te benoemen deskundige. Als de verhuurder een dergelijke onderbouwing verlangt alvorens verder over de benoeming van een deskundige te beslissen, dan rest de huurder niets anders dan een verzoekschriftprocedure ex artikel 7:304 BW te starten. Ook als er op basis van de ROZ-voorwaarden (versie 2008) een deskundige moet worden aangesteld, dan kan niet worden verlangd dat de huurder zijn standpunt met gegevens omtrent de gewenste huurprijsverlaging onderbouwt. Dat is ook niet logisch, want de procedure tot benoeming van een deskundige tot vaststelling van de huurprijs is juist bedoeld om deze huurprijs met de daarbij behorende onderbouwing vast te stellen. Het is daarom niet zinvol van de huurder een onderbouwing van zijn standpunt te verlangen (dat de huurprijs moet worden verlaagd) die de deskundige in het onderzoek dient te leveren waartoe de procedure ex artikel 7:304 BW leidt.
De procedure ingevolge artikel 7:304 BW is niet zonder meer geschikt ter beantwoording van voorvragen door de rechter. Deze vragen en de beantwoording daarvan horen thuis in de 7:303 BW-procedure. Soms is de rechter in de procedure die in artikel 7:304 BW-procedure wordt gevoerd bereid voorvragen te beantwoorden. De rechtbank Zwolle-Lelystad was bereid in haar beschikking van 19 april 2012 ( ECLI:NL:RBZLY:2012:BW4016 ) enige voorvragen te beantwoorden. De rechter was van mening dat het beantwoorden van voorvragen viel te rechtvaardigen. De rechter maakte de volgende afweging: beantwoording van een voorvraag betreffende het kunnen inschakelen van een deskundige. Mocht pas in de artikel 7:303 BW-procedure duidelijkheid komen op de vraag dat de deskundige niet ingeschakeld had kunnen worden, dan zou een tijdrovend en kostbaar onderzoek in voor niets zijn gevoerd. De rechter is daarom van mening dat het beantwoorden van een voorvraag mogelijk moet zijn als partijen beiden hun standpunten voldoende hebben kunnen toelichten. Naast de voorvragen die in deze procedure zijn gevoerd, kan ook de voorvraag worden gesteld of de rechter bevoegd is een deskundige aan te wijzen ook als niet uitdrukkelijk over de huurprijs is onderhandeld.
Bedacht moet wel worden dat dit geen standaardbeleid is en dat een andere rechter anders kan oordelen over de procesgang en de voorvragen niet wenst te behandelen.
Ik vind het een goede ontwikkeling als de rechter zich uitdrukkelijk uitlaat over zijn ontvankelijkheid in verband met het stellen van voorvragen. Het is immers mogelijk dat de rechter in de 7:303 BW-procedure alsnog de vordering afwijst als niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van een vordering.Als de rechter de voorvragen onjuist beantwoord, dan kan de partij die het met de beslissing niet eens is altijd nog hoger beroep tegen de beschikking in de artikel 7:304 BW-procedure instellen en het standpunt van de rechter ten aanzien van die vragen opnieuw laten toetsen.