FAQ Bedrijfsruimte – De opzegging – Schadevergoeding bij afwezigheid van de wil tot ingebruikneming van het gehuurde

Wanneer is de verhuurder schadeplichtig in het kader van zijn vordering tot dringend eigen gebruik?

Als bij de verhuurder geen wil aanwezig is geweest om het gehuurde op de gronden als vermeld in artikel 7:296 lid 1 sub b BW te gebruiken en de huurovereenkomst is niettemin op deze grond beƫindigd, dan is de verhuurder op grond van artikel 7:299 BW schadeplichtig.

Kan de huurder alvast een schadebedrag laten bepalen bij ontruiming van het gehuurde voor het geval de wil tot gebruik van het gehuurde niet aanwezig is geweest?

Ja, de rechter kan op grond van artikel 7: 299 lid 3 BW een bedrag bepalen dat de verhuurder aan de huurder of degene die bevoegdelijk heeft ondergehuurd moet betalen, indien later mocht blijken dat die wil in werkelijkheid niet aanwezig is geweest. Dit kan de rechter ambtshalve of op verzoek van de huurder doen. Het is uiteraard aan te bevelen dit verzoek tot schadevergoeding (als reconventionele vordering) in te dienen. Het is immers niet zeker of de rechter ambtshalve tot een bepaling van de schade toe zal komen. Door een voorwaardelijke veroordeling tot betaling van een schadebedrag weet de verhuurder in ieder geval waar hij aan toe is.