Laatst bijgewerkt op 2023-06-14 om 00:11:56
De liberalisatiegrens geeft de scheiding weer tussen sociale woonruimte en vrije sector woonruimte. Voor sociale woonruimte gelden wettelijke regels in verband met huurverhoging en de afrekening van servicekosten. Voor sociale woonruimte geldt aldus huurprijsbescherming. Voor vrije sectorwoonruimte gelden geen specifieke regels voor huurverhoging en de afrekening van servicekosten (behalve de verplichting jaarlijks een specificeerde afrekening naar de huurder te sturen). De liberalisatiegrens wordt vanaf 1 januari 2011 vastgesteld op 1 januari van elk jaar. De huurprijs bij aanvang van de huurovereenkomst is bepalend voor de vraag onder welk huurregime de huurovereenkomst valt. Vanaf 1 januari 2016 wordt de liberalisatiegrens voor drie jaren bevroren. Reden voor deze bevriezing van de liberalisatiegrens wordt geregeld in het wetsvoorstel dat het corporatiestelsel herziet. Deze stelselwijziging wordt na goedkeuring door het parlement vermoedelijk vanaf 1 juli volgend jaar van kracht. Huurovereenkomsten woonruimte tot 1 juli 1989 zijn dus allemaal niet-geliberaliseerd onverschillig welke huurprijs van toepassing was bij aanvang van de huurovereenkomst. Uit artikel 7:247 BW volgt dat onzelfstandige woonruimte onder dezelfde wettelijke regels valt als niet-geliberaliseerd zelfstandige woonruimte.
De liberalisatiegrens beloopt per:
- Over 2017 beloopt de liberalisatiegrens € 710,68.
- Zie voor de vastgestelde bedragen over de jaren tot en met 2017 ( Bijlage I van de circulaire Huurprijsbeleid voor de periode 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018. Brief Minister S.A. Blok 20 januari 2017).
- Over 2018 beloopt de liberalisatiegrens € 710,68.
- Zie voor de vastgestelde bedragen over de jaren tot en met 2018 ( Circulaire Parameters huurtoeslag, inkomensgrenzen, inkomensafhankelijke huurverhoging, verkoopregels en overige bedragen 2018 ).
- Zie voor de vastgestelde bedragen over de jaren tot en met 2023 (Circulaire Huurprijsbeleid periode 2023-2024), pagina 40.