FAQ – Boetebeding

Laatst bijgewerkt op 2018-04-23 om 20:48:57

Wat is een boetebeding? 

Als boetebeding wordt aangemerkt ieder beding waarbij is bepaald dat de schuldenaar, indien hij in de nakoming van zijn verbintenis tekortschiet, gehouden is een geldsom of een andere prestatie te voldoen, ongeacht of zulks strekt tot vergoeding van schade of enkel tot aansporing om tot nakoming over te gaan (artikel 6:91 BW).

Is een mondeling overeengekomen boetebeding geldig?  

Alleen een schriftelijk overeengekomen boetebeding is rechtsgeldig.

Welke eisen kunnen aan een boetebeding worden gesteld? 

De hoogte van de boete moet zijn vermeld, het boetebeding moet schriftelijk zijn aangegaan en in het beding moet duidelijk staan vermeld voor welke overtreding welk bedrag is verschuldigd.

Kan een schuldeiser bij overtreding van een ge- of verbod de overeengekomen boete innen? 

Voor het vorderen van nakoming van het boetebeding is een aanmaning of een andere voorafgaande verklaring nodig in dezelfde gevallen als deze is vereist voor het vorderen van schadevergoeding op grond van de wet (artikel 6:93 BW). De gebruiker kan hiervan in de overeenkomst echter afwijken, zodat een boete ook opeisbaar kan worden zonder ingebrekestelling.

Volgens een uitspraak van de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Breda van 9 november 2005, WR2006-03 bladzijde 102, moet de verhuurder actie ondernemen om aanspraak te kunnen maken op betaling van een boete. Gedurende deze procedure stond onbetwist tussen partijen vast dat het boetebeding was overeengekomen. De verhuurder had tijdens de huurperiode de boete niet opgeeist. Daarom kon de verhuurder vijf maanden na het einde van de huurovereenkomst de boete ook niet langer opeisen. Volgens de kantonrechter was een parallel te vinden in artikel 6:89 BW. In dit artikel is immers bepaald dat de schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer kan doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt, of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij de schuldenaar heeft geprotesteerd.

Kan de schuldeiser zowel nakoming van de verschuldigde boete vorderen als schade vergoeding vorderen ? 

Hetgeen ingevolge een boetebeding verschuldigd is treedt in de plaats van de schadevergoeding op grond van de wet. (artikel 6:92 lid 2 BW). De gebruiker kan ook van deze regel afwijken en een boetebedrag naast nakoming van de overeenkomst vastleggen.

Moet de rechter vervallen boete altijd toewijzen?Nee. De rechter kan de verschuldigde boete altijd matigen. Hij kan de schuldeiser betreffende de tekortkoming niet minder toekennen dan de schadevergoeding op grond van de wet (artikel 6:94 lid 1 BW). De schuldenaar moet dit dus altijd verzoeken. Bij een veroordeling bij verstek zal de rechter de vordering dus toewijzen. Het is dus altijd zinvol bezwaar te maken tegen de gevorderde boete. De rechter kan de boete niet matigen tot nihil.

Voorbeelden van uitspraken waarbij de rechter de gevorderde boete heeft gematigd 

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 30 mei 2006, WR2007-04, bladzijde 118. In deze uitspraak had de huurder over een zekere periode een bedrag aan huur ingehouden. De huurder had van verhuurder ook nog een bedrag te vorderen. Nadat de openstaande huur tot een zeker bedrag was opgelopen heeft de huurder ongeveer een derde van het openstaande bedrag betaald. De huurder had inmiddels ten laste van de verhuurder onder zichzelf conservatoir beslag laten leggen. In deze procedure werd de vraag beantwoord of het eigen beslag aan de aanspraak uit hoofde van het boetebeding, subsidiair aan het verschuldigd worden van wettelijke rente in de weg staat.

Volgens het Hof schiet de huurder aan zijn verplichtingen te kort als de huur niet wordt betaald. Gezien aan het feit dat de wet onder tekortkoming een neutrale betekenis toekent, is voor tekortkoming voldoende dat de huur niet is betaald
Ook als de voorwaarden geen eis van verzuim voor het vervallen van de boete stelt, moet toch worden aangenomen dat de boete pas vervallen kan zijn als de schuldenaar in verzuim verkeert.
Ook als de huurder een eigen beslag heeft gelegd geldt dat zij de huur aan verhuurster moet voldoen. Zolang dit beslag er lag kon de huurster bevrijdend aan de verhuurder betalen (dit geldt uitdrukkelijk anders als er een derdenbeslag zou zijn gelegd).
Het niet betalen van de huurder kan de huurder worden verweten. Dit geldt eens te meer dat het niet zo kan zijn dat een huurder door het leggen van een eigen beslag een verrekenbeding kan omzeilen en betaling van de huur op eigen initiatief achter kan houden.

Het Hof vervolgde dat de vervallen boete wel is verschuldigd. Het boetebedrag had immers slechts betrekking op de vertraging in betaling. De boete kan dus worden vergeleken met de wettelijke vertragingsrente. Omdat de wettelijke rente gemiddeld 4,5 % per maand beloop en de boete 24 % over het verschuldigde voorschrijft is er reden tot matiging. Het Hof stelt de rente op 12 % op jaarbasis, omdat het verschil tussen de verschillende percentages niet redelijk is. Deze lijn wordt ook gevolgd door de HR in het arrest HR 11 februari 2000, NJ 2000, 277).
Zie ook voor een voorbeeld van matiging van een contractuele boete door de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Breda van 23 april 2008 LJN: BD5189,Sector kanton Rechtbank Breda , 463273 cv 07-7106 , waarin de boete werd gematigd van € 9300,- naar € 1000,- .In het arrest van 24 juni 2005 van het Hof te ‘s-Gravenhage LJN: AU0196, Gerechtshof ‘s-Gravenhage , 03/1144 zijn gevorderde boetebedragen van € 142.000,- gematigd tot € 45.600,-. Het hof is van mening dat het boetebeding als een prikkel voor de schuldenaar geldt om zijn verplichtingen te vervullen en het geldt niet als een gefixeerde schadevergoeding. Er moest worden bekeken of de omstandigheden matiging van de boete rechtvaardigde. Deze omstandigheden konden geen reden voor matiging opleveren (zie rechtsoverweging 19.2 en 19.3). Het Hof vond wél dat er een disproportioneel verschil bestaat tussen de de verbeurde boete en de wettelijke rente over het achterstallige bedrag aan huur. Bij toewijzing van dit bedrag is er niet tevens sprake van toewijzing van de wettelijke rente over de huur.

Moet de rechter een boetebeding ambtshalve toetsen?

ja, in ieder geval wel voor consumenten.

Boetebedingen zijn doorgaans in algemene voorwaarden opgenomen. Deze voorwaarden kunnen worden vernietigd als deze niet ter hand zijn gesteld. Daarnaast kunnen consumenten beroep doen op artikel 6:233 sub a BW. Volgens deze wettelijke regel mogen de bepalingen in de algemene voorwaarden niet onredelijk bezwarend zijn. Alleen consumenten en kleine bedrijven kunnen beroep op vernietiging van dit beding doen op grond van artikel 6:233 BW e.v. Aan Richtlijn 93/13/EEG wordt in Nederland onder meer voldaan door de regeling die in dit artikel is neergelegd. Deze Richtlijn op het gebied van het consumentenrecht heeft geen horizontale directe werking, maar is omgezet in nationaal recht. Uitgangspunt is dus dat de ambtshalve toepassing van Europees consumentenrecht in de eerste plaats gebeurt door ambtshalve het Nederlands recht toe te passen. De Europese invloed op artikel 6:233 sub a BW is van belang wegens de blauwe lijst bij deze richtlijn. Volgens deze blauwe lijst valt een onevenredige hoge schadevergoeding ten laste van een consument die zijn verplichtingen niet nakomt onder onderdeel e van deze lijst. De verwijzing naar deze lijst leidt dus niet automatisch tot de conclusie dat de clausule onredelijk bezwarend is.

Uit artikel 6 lid 1 van Richtlijn 93/13 vloeit voort dat de lidstaten verplicht zijn een oneerlijk beding in met consumenten gesloten overeenkomsten niet-bindend te oordelen. De lidstaten moeten dus de regeling van oneerlijke bedingen verder uitwerken en er op toezien dat geen oneerlijke bedingen in de overeenkomsten met consumenten worden opgenomen. Een dergelijk beding wordt onder meer als oneerlijk aangemerkt als dit beding tot doel heeft ‘de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen.’ Hiervan is bijvoorbeeld sprake als de schade op een onredelijk hoog bedrag is gefixeerd. Een boetebeding kan ook onredelijk zijn als de boete ongelimiteerd op kan lopen. Tevens kan een boete onredelijk zijn als deze niet in redelijke verhouding staat tot het mogelijke nadeel bij niet nakoming.

Vervolgens dient de rechter ambtshalve te toetsen of een dergelijk beding oneerlijk is. Deze bevoegdheid van de rechter is noodzakelijk geacht om een daadwerkelijke bescherming van de consument te waarborgen, met name gezien het niet te onderschatten risico dat deze zijn rechten niet kent of moeilijkheden ondervindt om deze uit te oefenen.