De medehuurder en de samenwoner na het overlijden van de huurder

Laatst bijgewerkt op 2018-07-24 om 15:51:04

De wettelijke regeling over de positie van de medehuurder en de samenwoner na het overlijden van de huurder is neergelegd in artikel 7:268 BW. Deze regeling is semi-dwingend recht . Hiervan kan dus niet ten nadele van de personen aan wie dit artikel recht op voortzetting van de huur toekent en van de erfgenamen, onderscheidenlijk de echtgenoot of geregistreerde partner vanaf worden geweken. Er kan van deze regeling dus wél in het nadeel van de verhuurder vanaf worden geweken.

De kern van de regeling is dat de huur gedurende een periode van zes maanden na het overlijden van de huurder wordt voortgezet door de gebruiker van de woonruimte.
Als de overledene met een persoon heeft samengewoond die het medehuurderschap niet heeft aangevraagd, dan zal deze samenwoner de huur gedurende zes maanden na het overlijden van de huurder ook voortzetten. Als voorwaarde wordt dan wel gesteld dat deze persoon in de woonruimte zijn hoofdverblijf heeft en met de huurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd.