Beknopte handleiding procederen – De conclusie van antwoord van gedaagde

Laatst bijgewerkt op 2020-01-13 om 23:22:51

Een reactie op de dagvaarding kan zowel mondeling als schriftelijk worden gegeven. Een schriftelijk antwoord verdient de voorkeur. Een gedaagde partij die van plan is om tijdens een (rol)zitting bij de kantonrechter uitvoerig mondeling zijn zaak te bepleiten, zal doorgaans teleur gesteld worden. Waarschijnlijk zal de kantonrechter hem verzoeken om, na een uitstel, toch maar een schriftelijk antwoord in te dienen.

Een schriftelijk antwoord wordt een conclusie van antwoord genoemd. Een voorbeeld van een conclusie van antwoord staat op deze site genoemd onder conclusie van antwoord en/of conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie.

De conclusie van antwoord is een belangrijk document. Het is immers goed mogelijk dat deze conclusie uiteindelijk het enige schriftelijke stuk is dat door de gedaagde partij kan worden ingediend. In de conclusie van antwoord dient het verhaal van eiser, zoals gepresenteerd in de dagvaarding, zoveel mogelijk te worden weerlegd. Daarbij is het van belang om te beseffen dat stellingen van eiser die door gedaagde onvoldoende gemotiveerd worden betwist door de rechter als vaststaand moeten worden beschouwd (artikel 149 lid 1 RV). Het is dus zaak om feiten die door de eisende partij zijn gesteld zoveel mogelijk te weerleggen! Gedaagde doet er goed aan om dit in de conclusie van antwoord te doen, aangezien dit – afgezien van de comparitie van partijen – mogelijk zijn enige kans is!

Van groot belang is verder dat volgens artikel 128 lid 3 RV alle processuele verweren (“excepties”) in de conclusie van antwoord moeten worden vermeld. Daarna is het voeren van dergelijke verweren niet meer mogelijk! Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het verweer dat de rechter onbevoegd is of dat de dagvaarding nietig is. Verder is in artikel 128 lid 3 RV nog bepaald dat, als gedaagde in de conclusie van antwoord in het geheel niet inhoudelijk op de zaak is ingegaan (dit noemt men “principaal” verweer), hij dat in het vervolg van de procedure niet alsnog mag doen. Het is dus van groot belang om in de conclusie van antwoord inhoudelijk op de zaak in te gaan. Als gedaagde dat nalaat, kan hij dus niet meer inhoudelijk reageren! Daarvoor bestaat dan pas weer de mogelijkheid in hoger beroep.

Verder geldt de zogenoemde “waarheidsplicht” van artikel 21 RV ook voor de gedaagde partij. Ook gedaagde is dus, net zoals eiser in zijn dagvaarding, verplicht om alle voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Daarnaast geldt voor de gedaagde partij dat ook hij, in de conclusie van antwoord, al bewijsmiddelen dient te vermelden, en in het bijzonder de getuigen waarover hij kan beschikken (artikel 128 lid 5 RV). Er wordt aangeraden om bij alle relevante stellingen tevens aan te geven op welke wijze deze stellingen kunnen worden bewezen.

Als gedaagde ook een vordering op eiser meent te hebben kan hij deze vordering bij antwoord instellen (artikel 136 RV). Daarvoor is niet vereist dat beide vorderingen inhoudelijk samenhangen, zoals wel eens wordt gedacht. Gedaagde doet er verstandig aan om gebruik te maken van het processtuk “Conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie”. Een tegeneis moet in de conclusie van antwoord zijn vermeld; later is dit niet meer mogelijk (artikel 137 RV). Zie de uitspraak van de rechtbank te Almelo van 23 januari 2007 LJN: AZ8075, rechtbank Almelo, 227846 CV EXPL 8074-06. De rechter zal over de vordering van eiser (eis in conventie) en de vordering van gedaagde (eis in reconventie) bij hetzelfde eindvonnis beslissen (artikel 138 RV). Als de gedaagde heeft nagelaten om tijdig een eis in reconventie in te dienen, zal hij een aparte procedure moeten starten om zijn vordering te kunnen innen.

Als eis in reconventie kan onder meer aan de volgende vorderingen worden gedacht:

  • eiser vordert een restant huur na beëindiging van de huurovereenkomst en gedaagde vordert de waarborgsom terug en/of vordert verrekening van de waarborgsom als het gehuurde correct is opgeleverd (zie het hoofdstuk: De oplevering);
  • eiser vordert bedragen in het kader van een huurachterstand en gedaagde vordert in reconventie herstel van gebreken aan het pand ( met vordering van een dwangsom als het herstel binnen een bepaalde gevorderde periode niet is afgerond);
  • eiser vordert bedragen in het kader van een huurachterstand en gedaagde vordert herstel van het gehuurde en verlaging van de huurprijs gedurende de periode dat het gebrek voortduurt.Bij de indiening van conclusies en akten met de daarbij gevoegde bescheiden moeten evenzoveel extra exemplaren worden aangeleverd als nodig is om elke wederpartij te bedienen (zie punt 2.4Landelijk procesreglement kantonzaken, januari 2014 ). Dus: een exemplaar voor de rechtbank en een exemplaar voor iedere wederpartij. Als een partij te weinig stukken heeft ingediend, dan wordt hij door de rechter alsnog in gelegenheid gesteld voldoende stukken aan te leveren.Gedaagde moet niet vergeten de conclusie van antwoord te ondertekenen. De rechter kan besluiten niet ondertekende stukken te weigeren, en aan de weigering de consequenties verbinden die hem juist lijken. Wel dient de rechter de partij die heeft vergeten zijn processtuk te ondertekenen nog de gelegenheid te geven om alsnog tot ondertekening over te gaan (zie artikel 2.2. landelijke rolreglement kantonzaken, januari 2014 ). Het zou jammer zijn als uw steekhoudende verweer om deze reden gepasseerd zou worden!

Verrekening als verweer

Een bijzondere vorm van verrekening, is de ‘verrekening als verweer’. Deze ‘vorm’ van verrekening is geregeld in artikel 6:136 BW. In de praktijk van het procederen wordt een dergelijke wijze van het in geding brengen van een vordering ook wel gebruikt om vorderingen tegen elkaar weg te strepen.

In de kern komt dit beroep op verrekening op het volgende neer. De partij die in een incassoprocedure is betrokken, verweert zich in die procedure met de stelling dat beide partijen een vordering ten laste van elkaar hebben. De gedaagde partij stelt dan voor deze vordering te verrekenen met de vordering die eiser ten laste van hem heeft.

Deze manier van verrekening is alleen mogelijk als aan bepaalde regels is voldaan; artikel 6:136 BW bepaalt dat de gegrondheid van dit verweer op eenvoudige wijze moet zijn vast te stellen. Als de vordering niet op eenvoudige wijze is vast te stellen dan kan een dergelijke manier van het wegstrepen van elkaar vordering geen doorgang vinden. Een vordering is niet op eenvoudige wijze vast te stellen als de grondslag van de vordering niet duidelijk is en slechts door bewijs door getuigen kan worden geleverd. Een vordering in verband met te veel betaalde voorschotbedragen is doorgaans ook niet eenvoudig vast te stellen.