Laatst bijgewerkt op 2024-02-25 om 11:51:56
- Bijgewerkt 13 juni 2011, verwijzing naar huurbeëindiging in het kader van het doen van een redelijk voorstel (Campuscontract). De rechtbank te Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam van 29 april 2011 ( LJN: BQ5697, rechtbank Amsterdam, rolnummer: 10-20027 );
- Bijgewerkt 22 januari 2012; algehele bijwerking van dit hoofdsuk, met name wat betreft het onderdeel overeenkomst bepaalde duur met toevoeging van de uitspraken: het arrest van het hof te Leeuwarden van 17 januari 2009 ( LJN: BH3087, gerechtshof Leeuwarden, 107.002.283/01 ) en de rechtbank Haarlem, sector kanton, locatie Zaandam, vonnis van 17 maart 2011 ( LJN: BP8530, sector kanton Rechtbank Haarlem, 495231/ CV EXPL 11-428 )
- Bijgewerkt 21 april 2012; algehele bijwerking van het onderdeel “de huurovereenkomst van korte duur”
- Bijgewerkt 15 augustus 2012; De rechtbank, sector kanton, locatie Haarlem van 13 oktober 2011 ( LJN: BU4226, sector kanton rechtbank Haarlem, 528145/VV EXPL 11-250 ).
- Bijgewerkt 16 december 2012. Aanpassing onderdeel: “Huurovereenkomst gehuurde ruimte eigendom van gemeente en die voor sloop is bestemd”.
- Bijgewerkt 1 janauri 2013. Aanpassing onderdelen betreffende de Leegstandwet. De onderdelen ingevoegd, die door een wetswijziging worden gewijzigd.
- Bijgewerkt 11 juli 2013. Aanpassing onderdelen betreffende de Leegstandwet. Wijzigingen verwerkt wegens de wijziging die vanaf 1 juli 2013 geldt.
- Bijgewerkt 28 november 2013. Het gerechtshof te Amsterdam komt in haar arrest van 19 november 2013 ECLI:NL:GHAMS:2013:4154 tot de conclusie dat er niet sprake was van een huurovereenkomst van naar aard korte duur.
- Bijgewerkt 19 februari 2014. Huurovereenkomst voor bepaalde tijd kan tussentijds niet worden beëindigd. Dit wordt ook bevestigd door de rechtbank te Groningen in haar vonnis van 15 november 2012 ECLI:NL:RBGRO:2012:BY3643 . Artikel 7:271 lid 1 BW is immers ook op deze huurovereenkomsten van toepassing.
- Bijgewerkt 19 februari 2014. Aanvulling onderdeel onderhuur en huurbescherming.
- Bijgewerkt 19 februari 2014. In artikel 16 lid 2 Leegstandwet staat immers uitdrukkelijk vermeld dat bij de verhuring van te koop staande woningen artikel 7:232 BW en titel 4, afdeling 5, onderafdeling 2, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek buiten toepassing wordt verklaard, behoudens de artikelen 7:251 BW, 7:259 BW, 7:261 BW, eerste lid, en 7:264 BW.
- Bijgewerkt 27 februari 2014. Aanpassing inhoudende dat er wel meerdere keren voor deze woonruimte een vergunning kan worden gegeven. Indien sprake is van een aanvraag van een vergunning voor dezelfde woonruimte wordt die vergunning slechts verleend indien voor die woonruimte voor de duur van ten minste vijf jaren onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop die vergunning wordt verleend geen vergunning voor het aangaan van overeenkomsten van huur en verhuur op grond van deze wet was verleend. Zie artikel 15 lid 5 Leegstandwet en 15 lid 5a Leegstandwet.
- Bijgewerkt 3 maart 2014. Huurbeeindiging op basis van de Leegstandwet is mogelijk ook als de grond voor het verstrekken van de verguuning is komen te vervallen. Dit is beslist door de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht in haar vonnis van 21 februari 2014 ECLI:NL:RBNME:2014:640
- Bijgewerkt 13 april 2014. Aanvulling plannen overeenkomsten voor bepaalde tijd
- Bijgewerkt 27 april 2014. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in haar arrest van 15 april 2014 ECLI:NL:GHARL:2014:3195 beslist dat er sprake was van een overeenkomst van naar aard korte duur.
- Bijgewerkt 29 mei 2014. Onderdeel “Wettelijke verruiming overeenkomsten voor bepaalde tijd” bijgewerkt.
- Bijgewerkt 14 september 2014. De kantonrechter van de rechtbank te Amsterdam heeft in kort geding in haar vonnis van 5 november 2013 Noot 126e beslist dat de verhuurder niet terug kon vallen op de overeenkomst van naar aard korte duur.
- Bijgewerkt 9 oktober 2014. Invoeging “Boetebeding en tijdige ontruiming van de woning in het kader van de overeenkomst van korte duur”.
- Bijgewerkt 17 oktober 2014. Volgens het arrest van 2 september 2014 van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch ( ECLI:NL:GHSHE:2014:3354) is dit ook van toepassing als de overeengekomen duur van de huurperiode en de duur waarvoor een vergunning is afgegeven van elkaar verschillen.
- Bijgewerkt 21 april 2015. Ook als er (ten onrechte) een vergunning is verleend, dan voldoet de verhuring niet aan de eisen van de Leegstandwet en zal de huurder volgens een uitspraak van de rechtbank Gelderland in haar vonnis van 23 juli 2014 (ECLI:NL:RBGEL:2014:4634 ) huurbescherming genieten.
- Bijgewerkt 8 juni 2015. Verplaatsing onderdeel campuscontracten naar het hoofdstuk: Opzegging woonruimte wegens dringend eigen gebruik.
- Bijgewerkt 8 juni 2015. Aanpassing diplomatenclausule vanaf 1 juli 2015
- Bijgewerkt 21 juni 2015. Aanpassing Leegstandwet met te koop staande huurwoningen
- Bijgewerkt 3 oktober 2015, vernummering op basis van 21 juni 2015 (wet van 19 november 2014 Reparatiewet BZK 2014. .
- Bijgewerkt 29 februari 2016. Nieuw huurbeleid 2016-2017 Nadere huurmaatregelen tot verdere bevordering van de doorstroming op de huurmarkt
- Bijgewerkt 29 maart 2016. De rechtbank te Amsterdam van 8 juli 2015 (ECLI:NL:RBAMS:2015:9806, WR 2016/32) heeft geoordeeld dat een huurovereenkomst waarvan de huurperiode liep tot 1 december 2014 liep tegen 28 februari 2015 beëindigd kon worden op basis van artikel 16 lid 8 Leegstandwet, omdat de bedoeling van de verhuurder voor het einde van de overeengekomen periode duidelijk was. De vergunning was hier dus nog niet verlopen.
- Bijgewerkt 20 juni 2016. De laatste wijziging van artikel 7:271 lid 2 BW alsnog ingevoerd (huurovereenkomst maximaal 2 jaar en mededeling in plaats van opzegging
- Bijgewerkt 5 juli 2016. De laatste wijziging van artikel 7:271 lid 1 BW alsnog ingevoerd (huurovereenkomst maximaal 2 jaar en beperking voor woningcorporaties)
- Bijgewerkt 1 september 2016. Aanvulling overeenkomst voor korte tijd. Eerder ingenomen standpunt gewijzigd.
- Bijgewerkt 28 maart 2017. Dat de geen belang-regel een rol kan spelen bij de beoordeling van en huursituatie blijkt ook uit een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank te Haarlem van 11 juli 2007 ( ECLI:NL:RBHAA:2007:BA9689 ).
- Bijgewerkt 12 april 2017. In de zaak die voor de rechtbank Midden-Nederland speelde werd in het kader van het belang van de huurder in het vonnis van deze rechtbank van 10 augustus 2016 ECLI:NL:RBMNE:2016:4511 juist gekozen voor het huurregime van artikel 7:230a BW. De rechter is van oordeel dat nu niet is gebleken dat de Hoge Raad met toepassing van het Zonshofje arrest mede het oog heeft gehad op de situatie dat toepasselijkheid van het woonruimteregime leidt tot een verbetering van de positie van de verhuurder en een afname van de bescherming van de huurder en onderhuurders, kan uitleg van dit arrest niet leiden tot toepassing van de regels van het woonrecht op de hoofdhuurovereenkomst.
- Bijgewerkt 22 april 2017. Dat partijen tussentijds niet van de overeenkomst af kunnen wordt ook bevestigd in het arrest van het hof ‘s-Hertogenbosch van 7 maart 2017 ( ECLI:NL:GHSHE:2017:934 ). De caus die in deze uitspraak was behandeld luidde als volgt: er was tussen partijen een huurovereenkomst gesloten voor de duur van minimaal 12 maanden. De huur werd door de huurder opgezegd. De opzegging gold gezien het vorenstaande tegen het einde van de periode van 12 maanden.
- Bijgewerkt 12 mei 2017. Dat de opzeggingsgronden als genoemd in artikel 7:274 BW in de opzegging niet genoemd hoeven te worden scheen en huurder te vergeten, waarvan de huur werd opgezegd wegens woonfraude. Deze opzegging werd door de huurder aangevochten. De huurder was ven oordeel dat er sprake was van misbruik van recht omdat de huurovereenkomst uitsluitend is opgezegd vanwege een onjuist vermoeden van woonfraude en er geen enkel bezwaar bestaat tegen voortzetting van de huurovereenkomst tot de einddatum van de vergunning op grond waarvan tijdelijk mag worden verhuurd. Het hof te Amsterdam stelde in haar arrest van 28 maart 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:1061) de verhuurder in het gelijk.
- Bijgewerkt 20 juni 2017. Een voorbeeld van de stringente toepassing van de regeling van artikel 7:232 lid 2 BW komt tot uitdrukking in het kortgedingvonnis van de rechtbank Noord-Holland 26 september 2016 (ECLI:NL:RBNHO:2016:11254). De huurder genoot huurbescherming.
- Bijgewerkt 21 juni 2017. De rechtbank te rotterdam heeft in haar vonnis van 8 februari 2017 (ECLI:NL:RBROT:2017:1081) een ordeel moeten geven of een huurder terecht zich had beroep op huurbescherming, waardoor het gehuurde tussentijds niet ontruimd zou hoeven worden. De huurder kwam in deze kwestie geen huurbescherming toe.
- Bijgewerkt 9 juli 2017. Redactie aangepast. De regeling van na 1 juli 2017 was niet consequent doorgevoerd. Er stond een oude interpretatie van artikel 7:271 lid 1 BW die niet juist was, en een interpretatie die wel juist was in dit hoofdstuk. Met deze wijziging heb ik deze interpretaties gelijk getrokken naar de juiste interpretatie.
- Bijgewerkt 30 september 2017. In het vonnis in kortgeding van de rechtbank Midden-Nederland van 20 september 2017 ( ECLI:NL:RBMNE:2017:4759 ) wordt de mededeling ex artikel 7:271 BW per e-mail niet geacht de huurder te hebben bereikt nu ontvangst door de huurder is betwist (de mail zou in de spambox kunnen zijn gekomen en automatisch gedeletd) en de huurder in het kader van het kortgeding niet aan kon tonen dat deze mededeling de huurder had bereikt.
- Bijgewerkt 30 september 2017. Deze mogelijkheid van tussentijdse opzegging is is bevestigd in het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 29 augustus 2017 ( ECLI:NL:RBNNE:2017:3261 ).
- Bijgewerkt 5 november 2017. Naar het oordeel van de kantonrechter als voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 16 mei 2017 ( ECLI:NL:RBMNE:2017:3011 ) diende de verhuurder de kennisgeving daarom uiterlijk op 31 januari 2017 aan de huurder te sturen. Door de kennisgeving op 1 februari 2017 te sturen was zij daarom te laat. Om die reden mocht de huurder er volgens de rechter op vertrouwen dat de verhuurder de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd wenste voort te zetten en kennelijk geen gebruik wenste te maken van de mogelijkheid de huurovereenkomst van rechtswege te laten eindigen op de overeengekomen datum.
- Bijgewerkt 21 december 2017. De rechter van de rechtbank Limburg in haar vonnis van 21 november 2017 ( ECLI:NL:RBLIM:2017:11286 ). was van oordeel dat – gelet op de per 1 juli 2016 in het leven geroepen mogelijkheid tot het sluiten van huurovereenkomsten met betrekking tot zelfstandige dan wel onzelfstandige woonruimte voor bepaalde tijd – niet anders worden geconcludeerd dan dat er sprake was van zo een overeenkomst voor bepaalde tijd, zoals in artikel 7:271 BW wordt bedoeld.
- Bijgewerkt 3 maart 2018. Ook het gebruik van een appartement in een hotel mag volgens een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 14 augustus 2017 ECLI:NL:RBOBR:2017:4427 op basis van de aard van het gehuurde zelf in beginsel verwacht worden dat het een gebruik van woonruimte betreft dat naar zijn aard slechts van korte duur is.
- Bijgewerkt 28 mei 2018. Ik vind het arrest van het hof ‘s-Gravenhage van 10 april 2018 (ECLI:NL:GHDHA:2018:652) niet duidelijk. Het hof komt hier tot de conclusie dat er sprake is van een overeenkomst voor bepaalde tijd. Het hof verwijst voor overeengekomen duur naar een bepaling in het huurcontract, waarin het volgende staat vermeld: ” er is sprake van een overeenkomst voor de bepaalde tijd van vier jaar en 29 dagen”. Het hof schijnt hierbij uit het oog te verliezen dat de huurperiode die partijen zijn overeengekomen niet zegt of er sprake is van een overeenkomst van bepaalde tijd.
- Bijgewerkt 17 februari 2019. In de zaak die werd behandeld door de rechtbank Overijssel van 28 maart 2018 (ECLI:NL:RBOVE:2018:1628) wordt duidelijk dat de verhuurder die te vroeg of te laat de mededeling doet in het kader van een overeenkomst voor bepaalde tijd in verband met artikel 7:271 lid 1 BW, in beginsel is gebonden aan een overeenkomst voor onbepaalde tijd.
- Bijgewerkt 6 april 2019. Het hof te ‘s-Hertogenbosch heeft in haar arrest van 15 januari 2019 (ECLI:NL:GHSHE:2019:89) beoordeeld dat verlenging van een huurovereenkomst met betrekking tot woonruimte voor bepaalde tijd mogelijk was. Hier was sprake van een huurovereenkomst met betrekking tot woonruimte waarvan partijen eerst een huurperiode van 1 juni 2013 tot 31 mei 2015 waren overeengekomen en nog binnen deze periode een aanvullende en aansluitende periode van 2 jaar waren overeengekomen.
- Bijgewerkt 7 april 2019. Een WhatsApp bericht voldoet aan het wettelijke vereiste van het schriftelijk informeren van de huurder. Dit volgt uit het feit dat een dergelijk bericht kan worden gelezen en daarmee is te kwalificeren als (digitale) schriftelijke informatie. Blijkens de tekst van artikel 7:271 lid 1 BW worden er ook niet meer eisen aan gesteld (Rechtbank Overijssel, kantonzaken, locatie Enschede 8 januari 2019, ECLI:NL:RBOVE:2019:31, WR 2019/33, niet gepubliceerd op Rechtspraak.nl).
- Bijgewerkt 7 april 2019. Huurovereenkomst voor onbepaalde tijd met een minimum duur niet in strijd met het semi-dwingend rechtelijke huurrecht. Zie het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 19 december 2017 (ECLI:NL:RBNNE:2017:4921).
- Bijgewerkt 18 juli 2019. Hotelkamer geniet geen huurbescherming. In dezelfde zin besliste de Huurcommissie op 2 oktober 2018 (zaaknummer 1529, WR. 2019/84). Hier was ook en kamer voor tien maanden in een hotel gehuurd. De kamer en de entourage voldeden aan de eigenschappen van een hotelkamer. De Huurcommissie kwam daarom tot een niet-ontvankelijk verklaring van de huurder in zijn verzoek tot toetsing van de aanvangshuurprijs, omdat deze huurovereenkomst onder de regeling van artikel 7:232 lid 2 BW zou vallen en niet onder de regeling van artikel 7:233 BW.
- Bijgewerkt 26 mei 2020. De rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar heeft in haar vonnis in kort geding van 14 februari 2020 (ECLI:NL:RBNHO:2020:973) een onjuiste uitspraak gegeven. Ten onrechte werd een overeenkomst, waarbij de mogelijkheid van tussentijdse opzegging was uitgesloten, als een overeenkomst voor korte duur aangemerkt.
- Bijgewerkt 29 juni 2020. De rechtbank Amsterdam kon in haar kortgedingvonnis van 25 februari 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:1195) de ontruiming niet toewijzen, omdat de verhuurder niet aan kon tonen dat een digitaal verstuurde aanzegging de huurder tijdig had bereikt.
- Bijgewerkt 30 juli 2020. Uit het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 8 mei 2020 (ECLI:NL:RBNHO:2020:3429) wordt duidelijk dat de reden bij het afgifte van de vergunning bepalend is voor de verhuring op grond van de Leegstandwet.
- Bijgewerkt 14 augustus 2020. Als er een vergunning is verleend op grond van verkoop van de woning en de eigenaar besluit gedurende de periode waarvoor een vergunning is verleend de woning uit de verkoop te halen, dan blijft er sprake van een rechtsgeldige vergunning op basis van de Leegstandwet. Dit blijkt ook uit een vonnis van de voorzieningenrechter van 27 februari 2020 van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem (ECLI:NL:RBGEL:2020:1615).
- Bijgewerkt 13 juni 2021. De rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, oordeelde in haar vonnis van 2 december 2020 (ECLI:NL:RBNHO:2020:10162) dat de gemeente een vergissing had gemaakt bij de afgifte van de vergunningen, maar dat dit niet leidde tot een nietigheid op grond van de Leegstandwet.
- Bijgewerkt 13 juni 2021. Het gerechtshof Amsterdam kwam in haar vonnis van 24 februari 2005 (ECLI:NL:GHAMS:2005:AT5821) tot oordeel dat de huurder bij het aangaan van de tijdelijke huurovereenkomst en het niet vermelden van verlenging van de vergunning niet heeft hoeven te beseffen dat de huurperiode na het verstrijken van de vergunningsduur voort zou duren.
- Bijgewerkt 13 juni 2021. Het hof te ‘s-Gravenhage komt, in haar arrest van 7 april 2020 (ECLI:NL:GHDHA:2020:2777) waarin er sprake was van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd waarbij de vergunning was verlengd zonder dat de verhuurder de huurder hierover heeft geïnformeerd, tot oordeel dat de huurder er niet vanuit gaan dat een reguliere huurovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan.
- Bijgewerkt 28 juli 2021. Evenals het hof ‘s-Hertogenbosch van 7 maart 2017 ( ECLI:NL:GHSHE:2017:934 ) besliste het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden in haar arrest van 9 maart 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:2260) dat er sprake was van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd met een minimum duur van vijf maanden.
- Bijgewerkt 30 juli 2021. Vonnis van de rechtbank Rotterdam van 2 april 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:3758). Ook hier was sprake van een huurovereenkomst die voldeed aan de eisen die aan de overeenkomst voor onbepaalde tijd met een minimumperiode gesteld wordt. De rechtbank besliste dat er sprake was van een overeenkomst voor onbepaalde tijd.
- Bijgewerkt 28 augustus 2021. Het gerechtshof te ‘s-Gravenhage besliste in haar arrest van arrest van 10 augustus 2021 (ECLI:NL:GHDHA:2021:1512) dat partijen kunnen overeenkomen dat de huurder een overeenkomst met een looptijd van twee jaar eenzijdig kan verlengen.
- Bijgewerkt 5 december 2021. In een kort geding van 26 november 2021 voor de rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2021:5830) kon de medehuurder geen aanspraak maken op huurbescherming. De rechter miste volgens mij in de motivering enige belangrijke argumenten.
- Bijgewerkt 19 februari 2022. Uit een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:4474) is een vordering tot ontruiming afgewezen, omdat een verhuurder onvoldoende aannemelijk gemaakt woning zelf te willen betrekken.
- Bijgewerkt 19 maart 2022. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden besliste in zijn arrest van 22 februari 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:1345) dat een te vroege mededeling van twee dagen niet hoefde te leiden tot een verlenging van de huurperiode voor onbepaalde tijd.
- Bijgewerkt 2 april 2022. De kantonrechter oordeelde in haar vonnis van 9 november 2021 (ECLI:NL:RBNNE:2021:5116) dat de door partijen gesloten huurovereenkomst een gebruik betrof dat naar zijn aard slechts van korte duur was.
- Bijgewerkt 28 mei 2022. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 18 februari 2022 (ECLI:NL:HR:2022:270) een vraag behandeld of een door de rechter verlengde huurovereenkomst op basis van artikel 7:273 lid 2 BW van rechtswege eindigt.
- Bijgewerkt 6 november 2022. Een te vroege mededeling van huurbeëindiging ex artikel 7:271 lid 1 BW hoeft niet te leiden tot verlenging van de overeenkomst tot een periode voor onbepaalde tijd. Tot dit oordeel komt de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland in haar vonnis van 21 april 2022 (ECLI:NL:RBNNE:2022:1528).
- Bijgewerkt 19 maart 2022. Vonnis van de rechtbank Gelderland van 7 december 2022 (ECLI:NL:RBGEL:2022:7115). Ook hier kon een mededeling van de overeenkomst van 7:271 lid 1 BW die zeven dagen te vroeg was aangezegd niet leiden tot het verkleuren van de overeenkomst naar onbepaalde tijd. De huurovereenkomst werd dus beëindigd.
- Bijgewerkt 29 maart 2023. Het gerechtshof te Den Haag besliste in het arrest van 20 december 2022 (ECLI:NL:GHDHA:2022:2466) beslist dat de huurder geen huurbescherming genoot na het verstrijken van de termijn waarbinnen de vergunning geldig was. Deze woning was verhuurd op basis van de Leegstandwet.
- Bijgewerkt 21 november 2023. De kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland heeft in haar vonnis van 2 maart 2023 (ECLI:NL:RBNHO:2023:1351) beslist dat voortzetting van een huurovereenkomst ten aanzien van andere woonruimte beschouwd moet worden als voortzetting van de eerste overeenkomst. Deze overeenkomst werd verlengd voor onbepaalde tijd ondanks dat er andere woonruimte werd bewoond.
- Bijgewerkt 25 februari 2024. Vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 2 maart 2023 (ECLI:NL:RBNHO:2023:11428). Door verlenging overeenkomst ex 7:271 BW ontstaat overeenkomst voor onbepaalde tijd. Dat geldt geldt ook na het sluiten van een soortgelijke overeenkomst met betrekking tot andere woonruimte in hetzelfde complex.