Laatst bijgewerkt op 2023-07-08 om 21:28:33
- De voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem, sector kanton Arnhem, vonnis van 5 september 2011 ( LJN: BS7506, voorzieningenrechter rechtbank Arnhem, 767549 VV Expl. 11-20084 ), analoge toepassing van artikel 6:159 BW bij gesloten huurovereenkomst door economisch eigenaar.
- Bijgewerkt 10 januari 2012. Particuliere verhuurder gebonden aan afspraken van rechtsvoorganer met gemeente LJN: BV0184, sector kanton rechtbank Zwolle, 561027 CV 11-4086)
- Bijgewerkt 22 augustus 2014. Als de huurovereenkomst ouder is dan de hypotheekakte, kan de bank zich niet op dit beding beroepen ( zie de uitspraak van de rechtbank te Haarlem, Voorzieningenrechter van 30 januari 2012 ( ECLI:NL:RBHAA:2012:BV3141 ).
- Bijgewerkt 7 maart 2016. Stukje huur en erfpacht ingevoegd.
- Bijgewerkt 28 april 2016. Hof te ‘s-Hertogenbosch van 24 juni 2015 (ECLI:NL:GHSHE:2016:1637, niet gepubliceerd op rechtspraak.nl). Een beroep van de veilingkoper op vernietiging van de veilingkoop wegens dwaling werd gehonoreerd.
- Bijgewerkt 25 juni 2017. Aangevuld dat de huurder van de eigendomsoverdracht op de hoogte gesteld moet worden om jegens de verhuurder effect te hebben.
- Bijgewerkt 14 mei 2019. Het hof te Amsterdam komt in haar arrest van 18 februari 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:480) ook tot het oordeel dat het in ieder geval juist is dat een opvolgend eigenares zich kan beroepen op de door haar voorganger gedane huuropzegging.
- Bijgewerkt 14 mei 2019. Het hof Arnhem-Leeuwarden was in haar arrest van 25 februari 2014 (ECLI:NL:GHARL:2014: 1379) tot het oordeel gekomen dat een nieuwe eigenaar geen rechten kan putten uit de opzegging van zijn rechtsvoorganger. Het ging hier ook om winkelbedrijfsruimte
- Bijgewerkt 14 mei 2019. In de zaak die door het gerechtshof Amsterdam in haar arrest van 19 juni 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:2039) werd behandeld was sprake van een opzegging door een verhuurder, die daarna het gehuurde overdroeg aan een nieuwe eigenaar. Opzegging is voor de opvolgend eigenaar ook geldig.
- Bijgewerkt 1 juni 2019. Volgens een arrest van het hof van 18 december 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:4793) kon een overeenkomst wel worden ontbonden na eigendomsovergang wegens het onderverhuring van de woonruimte door de huurder. Het hof overwoog dat bij overdracht van de zaak waarop de huurovereenkomst betrekking heeft, de verkrijger volgens het hof slecht gebonden is door die bedingen van de huurovereenkomst, die onmiddellijk verband houden met het doen hebben van het gebruik van de zaak tegen een door de huurder te betalen tegenprestatie (artikel 7:226 lid 3 BW). De bevoegdheid tot onderverhuur valt daar volgens het hof niet onder. Aldus geldt volgens het hof de huurovereenkomst en het daarin opgenomen verbod tot onderverhuur onverkort tussen huurder en verhuurder. Dit is volgens mij een onjuiste beslissing.
- Bijgewerkt 18 juni 2019. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in haar vonnis van 12 oktober 2016 (ECLI:NL:RBZWB:2016:8696) een beslissing moeten geven over de vraag of een branchebeschermingsbeding bij verkoop van het gehuurde kon worden aangemerkt als een beding in de zin van artikel 7:226 lid 3 BW
- Bijgewerkt 10 september 2019. Er kan jegens de oude eigenaar nog wel een vordering tot huurvermindering vanaf de mededeling van het gebrek tot de eigendomsoverdracht worden ingesteld. Zie onder meer rechtsoverwegingen 3.15.2 en 3.16 van het arrest van het hof te Amsterdam van 21 augustus 2016 (ECLI:NL:GHAMS:2018:3032
- Bijgewerkt 11 september 2019. Als de oorspronkelijk verhuurder en de nieuwe eigenaar afwijkende mededelingen doen, dan doet de huurder er goed aan het bedrag te reserveren tot dat tussen partijen duidelijkheid wordt gegeven aan wie bevrijdend betaald mag worden. Dit standpunt volgt ook uit het arrest van de Hoge Raad van 6 oktober 2017 (ECLI:NL:HR:2017:2560
- Bijgewerkt 16 november 2019. In een vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 2 februari 2018 (ECLI:NL:RBROT:2018:690) is beslist dat een verkeerde voorstelling van zaken ten aanzien van de hoogte van servicekosten niet als dwaling tussen de huurder en de rechtsopvolger van de verhuurder beschouwd kunnen worden. Gelet op deze bijzondere omstandigheden en hetgeen in de huurovereenkomsten – waarbij de huurders, rechtsopvolger en de rechtsvoorganger betrokken zijn geweest – is door al die partijen beoogd alle rechten en plichten van de rechtsvoorganger van de huidige eigenaar op de huidige eigenaar te doen overgaan. De kantonrechter oordeelt op grond van het voorgaande dat de huidige verhuurder c.q. de rechtsvoorganger van de huidige verhuurder een op hen rustende mededelingsplicht hebben geschonden.
- Bijgewerkt 28 november 2019. In het arrest van 23 juli 2019 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2019:6038) werd een volgende casus besproken die verband hield met de vraag of exoneraties in het huurcontract door overdracht van het gehuurde ook jegens de nieuwe eigenaar vernietigd kunnen worden ingevolge artikel 7:209 BW. Het beroep van de verhuurder op exoneratie voor schade vanwege gebreken werd afgewezen vanwege strijdigheid van exoneratiebeding met artikel 7:209 BW.
- Bijgewerkt 3 augustus 2020. De kantonrechter te Amsterdam oordeelde in haar vonnis van 19 maart 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:1753) over terugbetaling van teveel betaalde huur wegens toetsing van de aanvangshuurprijs. Er is onverschuldigd huur betaald. Een verbintenis uit onverschuldigde betaling is een verbintenis uit de wet (artikel 6:203 BW). De verbintenis tot terugbetaling (de verplichting van in dit geval de verhuurder) vloeit niet voort uit de huurovereenkomst, maar uit de wet. Dit betekent dat het bepaalde in artikel 7:226 BW op dit geval niet van toepassing is. Uit artikel 6:203 BW volgt dat de onverschuldigd betaalde huur (het bedrag dat teveel aan huur is betaald) kan worden teruggevorderd van diegene aan wie dat bedrag is betaald.
- Bijgewerkt 10 oktober 2020. In de zaak die tot een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 3 april 2019 (ECLI:NL:RBGEL:2019:1395) heeft geleid, werd beslist dat een aandelentransactie niet valt onder de strekking van onder een overeengekomen voorkeursrecht, noch op grond van de tekst van het voorkeursrecht, noch op grond van de omstandigheden van het geval.
- Bijgewerkt 12 december 2020. De Hoge Raad arrest van 25 september 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1499). De rechten en verplichtingen van de verhuurder uit de huurovereenkomst gaan dus niet op grond van art. 7:226 BW over op de verkrijger wanneer het niet de (schuldeiser van de) verhuurder is die de (zelfstandige rechten op de) verhuurde zaak overdraagt. Art. 7:226 BW kan meebrengen dat voor een dergelijk geval uit art. 7:226 BW voortvloeit dat op de verkrijger overgaan de plichten in verband met het gebruik van de zaak die de eigenaar die niet de verhuurder is, jegens de huurder heeft.
- Bijgewerkt 10 april 2022. De rechtbank Noord-Nederland van 27 juli 2021 (ECLI:NL:RBNNE:2021:3683) oordeelde dat toestemming tot onderverhuring tussen de vorige eigenaar en de huurder een beding is dat onder de werking van artikel 7:226 BW, zodat de nieuwe eigenaar daaraan is gebonden.
- Bijgewerkt 10 april 2022. Uit het arrest van het gerechtshof te Den Haag (Hof ‘s-Gravenhage, 31 maart 2009, ECLI:GHSGR:2009:BI1711) is af te leiden dat de nieuwe eigenaar gebonden is aan een bevoegdheid tot onderverhuring, die zo tussen partijen was overeengekomen.
- Bijgewerkt 8 juli 2023. Als er nog geen opeisbare vorderingen zijn ten tijden van de overdracht dan is alleen de nieuwe eigenaar bevoegd om deze vordering bij de huurder in rekening te brengen. Denk bijvoorbeeld aan de afrekening van de servicekosten die tot en met juni van het jaar volgende op het jaar waarin de kosten zijn gemaakt afgerekend worden. De rechtbank Overijssel heeft in haar vonnis van 17 januari 2023 (ECLI:NL:RBOVE:2023:400) dan ook terecht geoordeeld dat de voormalige verhuurder niet bevoegd was een vordering ten laste van de huurder in te stellen.